Zogenaamde "Roopijpfontein" met bronhuisje of " 't Torentje", tegenaan de rand van het "Wijnendalebos". Bereikbaar via gekasseid stuk weg tussen akkers vanaf de zuidkant van de Zuster Clarastraat.
Gelegen op de zuidelijke helling van het "Plateau van Wijnendale", aan de noordelijke rand van het * "Wijnendalebos".
Geologisch aspect
Het ontstaan van de "Roopijpbron" wordt verklaard door het hellingswater. Dit verschijnsel houdt verband met de plateauvorm, meer bepaald met het "Plateau van Wijnendale", dat hier een hoogte van 45 meter bereikt. De ondoordringbare kleilaag of kleiig gesteente - een kleilaag van tertiaire oorsprong - verhindert dat het grondwater diep doordringt. Onder een dunne bovenlaag van quartair zand en paniseliaans zand met klei bestaat het plateau van boven naar onder uit een laag groen zand met glanzige zandsteen en glauconiethoudende grijze klei. De grote watervoorraad onder het plateau beperkt zich niet tot de oorsprong van één bron: er zijn zeven bronputten op de zuidelijke helling van het "Plateau van Wijnendale", die de oorsprong zijn van een aantal beken.
Historiek
De vroegste geschiedenis van de "Roopijpfontein" houdt verband met de oorsprong van de Onze-Lieve-Vrouwkapel aan het Fonteinepad op grondgebied van de naburige gemeente Torhout. Eén van de hypotheses is dat deze kapel zou zijn opgericht uit dank voor het ontdekken van een bron tijdens een zeer droge zomer, dit onder het bewind van graaf Boudewijn Hapken (1111-1129). Verdergaand op deze hypothese is het dan mogelijk dat het bronwater via een aarden buis naar het kasteel van Wijnendale (ook op grondgebied Torhout, voor een klein deeltje op grondgebied Ichtegem zie Diksmuidebaan) werd afgeleid. De benamingen "Roopype" en "Roopypfontein" zijn voor het eerst aangegeven op de Grote Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601). Ook de kaarten van Sanderus (1641) en Ferraris (1770-1778) vermelden de fontein. Op de Ferrariskaart is de "Fontaine de Wynendaele" aangegeven met enkele losstaande gebouwen haaks op de weg. Op de hier vermelde kaarten is het bronhuisje of "'t Torentje" echter niet aangegeven. We kunnen deze bron dan ook vergelijken met de andere bronnen die nog steeds op het plateau ontspringen; een blauwe hardsteen duidt deze plaats nog aan (niet duidelijk of dit op vandaag nog zo is). In de 15de eeuw komt de Duitse familie van Kleef zich te Wijnendale, op het kasteel vestigen. Filips van Kleef (1456-1528) brengt uit Duitsland pottenbakkers en glasblazers mee en in de buurt van de "Roopijpfontein" wordt een pottenbakkerij opgericht (het Torhoutse poortersboek vermeldt in 1538 "Jan Calewaert pottenbakker van synen style"). De ligging bij de fontein is niet toevallig omwille van de nood aan zuiver water om de klei te wassen. Tevens is er behoefte aan een grote hoeveelheid brandstof voor de pottenbakkersoven, hiervoor werden de bomen gerooid op het "Roodeland" of "Roodestich". Dit "Roodeland" verklaart het eerste woorddeel in "Roopijpfontein". Het Torhoutse kasteel van Wijnendale wordt circa 1880 herbouwd onder eigenaar Joseph Louis Jules Matthieu. Deze wil ook de bron een netter onderkomen geven. Hiervoor wordt de bron circa 1880 naar de huidige plaats aan de Fonteinstraat afgeleid, op een weidehelling in bezit van Matthieu. Volgens literatuur zou het bronhuisje samen met een waterreservoir en een distributiebekken in 1884 gebouwd zijn door de Brusselse ingenieur F. Englebert, dit om het water van de oude bron in de hoger gelegen weide op te vangen. De bakstenen kwamen uit nabijgelegen veldovens en de werklieden waren afkomstig uit Waals-Brabant. Rond de Tweede Wereldoorlog was het bronhuis nog omringd door palmstruiken. Tijdens de oorlog plaatsen de Duitsers er een pomp om de troepen vlugger met water te bevoorraden; het verzamelbekken met beide spuwers wordt hierbij met een houten bekisting ontoegankelijk gemaakt. Circa 1959 wordt het deurtje dichtgemetseld. Einde jaren 1980 wordt de toegang tot het bronhuisje opnieuw opengemaakt.
Beschrijving
Roodbakstenen gebouwtje op vierkante plattegrond, gevat onder overkragende vierkante spits (leien) met gootlijst. Het metselwerk is erg verzorgd: hoeklisenen, gebruik van felrode baksteen voor baksteenfriezen, onder meer in keperboogverband en tandlijst. Rondboogdeurtje (toegang tot de bron) onder druiplijst.
Archief Ruimte en Erfgoed Afdeling West-Vlaanderen, Archiefnrs. W/01399, W/01433.
Archief Ruimte en Erfgoed Afdeling West-Vlaanderen, Fotoarchief.
DE FLOU K., Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, deel 13, Brugge, 1932, kolom 789-790.
HOSTEN W., Ichtegem, dorp van Fransmans en Flandriens: Deel 1, Aartrijke, 1993, p. 98-101.
Bron: GILTÉ S. & VANNESTE P. met medewerking van BAERT S., BOONE B. & VRANCKX M. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ichtegem, Deelgemeenten Bekegem en Eernegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL48, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Vanneste, Pol; Gilté, Stefanie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)