Dit ensemble van neogotische burgerhuizen dateert uit 1900. De bredere linkertravee van de bakstenen lijstgevel wordt gemarkeerd door een houten erker. De licht uitspringende rechtertravee is voorzien van drielichten boven een brede tudorboogvormige poort. Deze poort deed dienst als schoolpoort voor de voormalige Sint-Pietersschool.
Volgens archiefgegevens van het kadaster had de Hemptinne-Gonthijn Joseph, textielfabrikant te Gent, in 1853 drie percelen in zijn bezit waarop zich thans de gebouwen Sint-Kwintensberg nummers 84-90 bevinden. Deze percelen omvatten op dat ogenblik een lusttuin achter twee aan de straat palende huizen met aanhorigheden die door de nieuwe eigenaar grotendeels werden gesloopt.
Hemptinne gaf de opdracht op deze plaats een klein schoolgebouw te reconstrueren, dat in 1856 volgens kadastergegevens in gebruik werdgenomen. Het betreft de lagere kosteloze katholieke jongensschool van Sint-Pieters gesticht door het Sint-Vincentius a Paulogenootschap en waaraan in 1852 een patroonschap voor (leer)jongens was toegevoegd. In het laatste kwart van de 19de eeuw (volgens archiefgegevens van het kadaster in 1879 en 1897) was het schoolgebouw aan de binnenplaats van de Sint-Pietersschool aan weerszij in de lengte uitgebreid tot het thans nog bestaande rechthoekige gebouw. Joseph de Hemptinne liet bij de Sint-Pietersschool een kapel oprichten volgens plannen van 1855-56 van J.-B. Bethune.
In de tweede helft van het jaar 1900, enkele jaren na de vergrotingswerken aan het schoolgebouw, werd begonnen met de vervanging van de smalle doorgang met schoolingang tussen de Sint-Pieterskapel en het bijbehorende, links aangrenzende oude gebouw. Er werd geopteerd voor een ensemble van drie woningen met neogotische voorgevel.
In het jaar 1900 stond -volgens kadastergegevens- advocaat Theophiel Libbrecht, woonachtig in de Sint-Pietersnieuwstraat binnen de Sint-Pietersparochie, geregistreerd als eigenaar ervan in plaats van Joseph de Hemptinne. Dit was eveneens het geval voor de aanpalende kapel en het schoolgebouw, waarschijnlijk nog in naam van of voor het Sint-Vincentius a Paulogenootschap dat hier het onderwijs organiseerde, wellicht al in samenwerking met de parochie. In 1921/22 werden de kapel, het schoolgebouw en aanpalende nieuwe huizen van 1900 overgedragen aan de vzw parochiale werken van Onze-Lieve-Vrouw-Sint-Pieters. De poort met schoolingang en het bovenhuis bleven tot op heden parochiaal bezit, de twee huurhuizen zijn sinds 1924 overgegaan in particulier bezit.
Op 11 november 1900 diende de toenmalige pastoor van de Sint-Pietersparochie, J.B. Heynssens, een tweede bouwaanvraag in met een nieuw gevelontwerp voor de twee in opbouw zijnde huizen en ingang van de school, ter verfraaiing van de voorgevel. De tekening van het gevelontwerp, evenals de aanvraag gesigneerd J.B. Heynssens, wijkt slechts in geringe mate af van de stijlvolle neogotische voorgevel die werd opgetrokken. Deze huisgevel die door materiaalgebruik en stijlkeuze verwant is met de neogotische kapel draagt visueel bij tot de affirmatie van de kapel in het straatbeeld. De latere vervanging van de benedenvensters door grotere winkelramen wijzen op een vroegere handelsfunctie in beide enkelhuizen (nummers 88 en 90) die naar alle waarschijnlijkheid als huurwoningen waren opgetrokken.
De twee enkelhuizen en het poorthuis met aan de kapel palende doorgang naar de binnenplaats en de vroegere school, zijn voorzien van een lijstgevel in neogotische stijl volgens een ontwerp van 1900. De rode bakstenen lijstgevel bezit een kleurrijk karakter door de verwerking van accentuerende hardsteen, de decoratieve aanwending van blauwgrijze baksteen in horizontale banden en friezen met ruitpatroon en het contrast met het witgeschilderd houtwerk.
De gevel is uitgewerkt tot een eenheid van vier traveeën breed en drie bouwlagen hoog. Toch zijn de drie afzonderlijke, vrij smalle woonpanden (twee enkelhuizen en een bovenhuis of poorthuis) door hun verschillende gevelbehandeling als aparte eenheden binnen een totaalconcept duidelijk herkenbaar. Aan de straatkant is het gebouw mansardedakvormig (leien) afgedekt, aan de achterzijde met een pannen zadeldakschild. De bovenverdiepingen bezitten een verticaliserend karakter doordat de bovenvensters per travee gevat zijn in spitsboogvormige spaarvelden met ingeschreven drielob, in de zijtraveeën onder de kroonlijst versmallend tot een lancetvorm met zoldervenster. De getrapte dakvensters van de bredere uiterste traveeën dragen bij tot het verticaliserend aspect.
De twee middelste traveeën, overeenstemmend met rijhuis nummer 88, zijn op de bovenverdiepingen identiek uitgewerkt met twee houten dakkapelletjes waarvan het spitse dak een windbord met uitgesneden drielob vertoont. De natuurstenen latei van de bewaarde deur en van het oorspronkelijk benedenvenster zijn er voorzien van een ontlastingsboog met rollaag. Het latere winkelraam is ontlast door een ijzeren latei met rozetjes.
Horizontaliserende accenten dragen bij tot het bekomen van een totaalkarakter in de gevelcompositie van de huizengroep: voornamelijk de toepassing van horizontale banden, lijstwerk, friezen, houten kroonlijst op dito consooltjes, de registers van rechthoekige muuropeningen. Nummer 90 vertoont als muuropeningen op de bovenverdieping een trapezoïdale erker op decoratief opengewerkt ijzeren schoorwerk en met briefpaneelvormen op de borstwering. Het deurvenster erboven is van een eenvoudige balkonleuning voorzien. De rechtertravee, het smalste huis met poortingang van de school, is het meest opvallend uitgewerkt. Deze hoger opgaande en vanaf de poortboogaanzet op consoles uitspringende poorttravee is tevens gemarkeerd door hoekkettingen. De natuurstenen ezelsrugboogvormige druiplijst van de brede tudorboogpoort met kruisbloembekroning legt een bijkomend accent, evenals de drielichten met natuurstenen kozijnen en gekoppelde spitsboogveldjes op de bovenverdiepingen.
De toegang tot het bovenhuis nummer 86 bevindt zich links opzij in de overbouwde doorgang. Het trappenhuis ligt tussen de voorkamer en het trappenhuis van woning nummer 88. De sobere aankleding van het interieur contrasteert met de uitgewerkte voorgevel. De binnendecoratie beperkt zich in nummer 88 tot een stucrozas tegen de zoldering van de voorkamer en twee kleine stucconsoles in de gang. Naast een eenvoudige zwart en witte tegelvloer in dambordpatroon komt een meerkleurige imitatiemozaïekvloer voor, kenmerkend voor het begin van de 20ste eeuw. De houten trap met spijlenleuning zet aan met een vrij traditionele geprofileerde trappaal van een genre dat sinds midden 19de eeuw courant voorkomt in burgerhuizen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2015: Ensemble van neogotische burgerhuizen met schoolpoort [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170683 (geraadpleegd op ).
Neogotisch breedhuis van vier traveeën en drie bouwlagen, met mansardedak (leien) voorzien van twee kleine dakkapellen en twee getrapte dakvensters op de hoeken, volgens archiefstukken van 1900. Bakstenen lijstgevel waarvan de rechthoekige bovenvensters per travee gevat zijn in een spitsboognis met ingeschreven drielob. Bredere linkertravee gemarkeerd door een trapezoïdale houten erker met hekbekroning. Licht uitspringende rechtertravee voorzien van drielichten boven een brede tudorboogvormige poort met geprofileerde dagkanten van natuursteen onder een gelijkaardige booglijst die aanzet op consoles en eindigt op een kruisbloem.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K. & VERBEECK M. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Gent, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4nb Zuid-West, Brussel - Gent.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Bogaert C. & Lanclus K. & Verbeeck M. 1979: Ensemble van neogotische burgerhuizen met schoolpoort [online], https://id.erfgoed.net/teksten/21139 (geraadpleegd op ).