Plaatsmolen ()

De "Plaatsmolen" of "Molen Goethals" is gelegen ten noorden van het dorpscentrum. De bakstenen stellingmolen op een molenberg werd in 1909 gebouwd op de plaats van een oudere molensite die opklimt tot de 14de eeuw.

Historiek

De "Plaatsmolen" wordt in 1386 een eerste maal in een bron vermeld naar aanleiding van een heropbouw na verwoesting door oorlogsgeweld,. Hij was in bezit van de heren van Pittem en stond op de "Molenkouter", nabij de "Plaats" of het dorpscentrum. Rond 1550 was Jan Joye er molenaar. Enkele meters ten oosten van de windmolen stond een rosmolen, waarover voor het eerst bericht wordt in 1532 en die volgens Arickx in gebruik was als "stampcot" of oliemolen. Het lijkt echter waarschijnlijker dat deze oliemolen door de wind werd aangedreven en dus deel uitmaakte van de eigenlijke Plaatsmolen. De bijkomende rosmolen zou vooral tijdens windstille dagen dienst bewezen hebben.

De molen wordt in de tweede helft van de 16de eeuw tijdens de godsdiensttroebelen vernield en in 1615 heropgebouwd.

Op oud kaartmateriaal is de molen terug te vinden als een houten staak- of standaardmolen, met de naam "Pitthem muelen" (renteboek Pittem, 1622) of "Platse Meulen" (landboek Pittem, 1761) alsook, zij het zonder naam, op de Ferrariskaart (1775). Er liep een rechtstreekse weg vanaf het kasteel, langs het "Kasteelgoed" tot aan de Plaatsmolen, al in 1532 vermeld als "Kokerstraatje". De "Plaetzemolenweg" (Atlas der Buurtwegen, 1846) werd omschreven als een weg "du moulin dit Plaetsmolen au chemin de Coolscamp". Op het 18de-eeuwse landboek van Pittem wordt voor het eerst een volume weergegeven ten noorden van de molen.

In 1798 wordt de molen door de Franse bezetter openbaar verkocht aan Jacques Pecsteen uit Brugge. Tegen de eerste helft van de 19de eeuw is er ten oosten een "magazijn" en ten zuiden van de molen een molenaarshoeve gebouwd.

In 1856 komt de molen in bezit van de familie Goethals, die er tijdens de daarop volgende eeuw het bedrijf uitbaat. In 1874 wordt er na afbraak van het landgebouw aan de voet van de molen een woning gebouwd op dezelfde plaats. De graanmolen doet in de periode 1893-1899 tevens dienst als oliemolen. Na een brand wordt de molen in 1909 heropgebouwd als stenen stellingmolen op de molenberg en die omschrijft het kadaster als een "windkoornmolen". De molen zou echter ook als oliemolen in gebruik geweest zijn. De moleninrichting van de nieuwe molen is het werk van de molenmakersfamilie Coussée uit Meulebeke, die met uitzondering van de Plaatsmolen normaliter enkel herstellingswerken in molens verrichtte. Het binnenwerk wordt bij de heropbouw gerecupereerd uit zijn houten voorganger en de "Hogen Doornmolen" uit Hulste. Daarvan getuigt onder meer een balk uit 1868, een rad met de inscriptie "1786 – I. WYBO" en een siermotief in Lodewijk XIV-stijl op het bovenwiel.

In 1949 stopt de molen met malen en het jaar daarop worden de roeden weggenomen. In 1973 koopt de gemeente de molen en verbouwt men in 1981 het magazijn tot jeugdlokalen. In 1985 wordt de molen beschermd als monument. In 1995 worden door Monumentenwacht dringende beveiligingswerken uitgevoerd. Dit neemt niet weg dat de molen door de slechte bouwfysische toestand van de romp een zorgenkind blijft. In 2008 geeft het agentschap Onroerend Erfgoed groen licht voor de molentechnische ontmanteling en de afbraak en heropbouw van de molenromp. Deze startte in 2009-2010 en werd afgerond in 2013. De molentechnische restauratie dient nog te worden uitgevoerd.

Beschrijving

De Plaatsmolen is een stenen stellingmolen, gebouwd op een berg of wal. De conische romp in rood baksteenmetselwerk zal na restauratie onder een gebroken kap met rechte voorwand steken. De ijzeren stelling heeft een smeedijzeren afsluiting waarin het bouwjaar "1909" verwerkt is. De rondboogingangen en –vensters hebben een ijzeren roedeverdeling. Een kleine gevelkapel in baksteenomlijsting herbergt een Heilig Hartbeeld. Als de molen terug maalvaardig hersteld wordt, zal het een gevlucht hebben van circa 24 m en een staart met twee lange schuine schoren. De binneninrichting zal dan bestaan uit een benedenverdieping met mechanische maalderij en vier zolders: de maalzolder met haverpletter, een steenzolder voorzien van twee koppels maalstenen, een spoorwiel van 64 kammen met twee kamwielen van 32 kammen. Op de luizolder zijn er kamwielen voor het aandrijven van het luiwerk en de haverpletter. Op de Kruizolder komt er dan een bovenwiel met 54 kammen en een kamwiel van 28 kammen. Het historische bovenwiel draagt de inscriptie "I. WYBO" en "1786" en een siermotief in Lodewijk XIV-stijl. De ijzeren koningsspil is typisch voor late, begin-20ste-eeuwse molens.

Een in de jaren 1980 herbouwd bakstenen bijgebouw onder mansardedak biedt onderdak aan de Pittemse afdeling van de Academie van Tielt. De achtergelegen lokalen werden herbestemd als jeugdlokalen.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Pittem, 1874/4, 1910/2, 1981/18.
  • Rijksarchief Brugge, Gemeente Pittem. Oud Archief, nummer 28/6: "Nieuwe ommelooper ende terrier der prochie van Pitthem", door D. Seghers, 1761.
  • Rijksarchief Brugge, Gemeente Pittem. Oud Archief, nummer 29: "Rentebouck vande heerschepe van Pitthem", door Louis de Bersacques, 1622.
  • ARICKX V. 1951: Geschiedenis van Pittem, Pittem, 22, 97, 139-140, 184.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel I: arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 161.
  • DEBRUYNE M. 2009: Romp Plaatsmolen wordt volgend jaar afgebroken, Het Nieuwsblad 29 november.
  • DEFOUR G. 2001: Daar bij die (bijna weer) mooie molen, 05/01/2001, in documentatiemap met krantenknipsels in POB Pittem.
  • DENEWET L. & GOEMINNE L. 1994: Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke, Molenecho's 22.3-4 (speciaal themanummer 7).
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 336-339.
  • DEVOLDERE W. & LAMBRECHT J. 1973: Oud-Pittem, Tielt, foto 18.
  • J.G. 2009: Eerste fase herstel Plaatsmolen gestart. Een lange en moeilijke weg, De Weekbode 5 juni.
  • RYCKAERT M. 2001: Molens en metaal, In de Steigers 1, 14-19.
  • VERMEULEN J. 2003: Oude foto's van Pittem en Egem, Pittem, 2 delen.

Auteurs:  Lenaerts, Tom; Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Lenaerts T. & Santy P. & Devooght K. 2020: Plaatsmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/360579 (geraadpleegd op ).


Plaatsmolen ()

"Plaatsmolen" of "Molen Goethals", gelegen ten noorden van het dorpscentrum. Bakstenen stellingmolen op berg, in 1909 gebouwd op oudere molensite opklimmend tot de 14de eeuw.

Historiek

De "Plaatsmolen" wordt in 1386, naar aanleiding van een volledige herstelling na verwoesting tijdens de voorbije oorlog, een eerste maal in een bron vermeld. Hij was in bezit van de heren van Pittem en stond op de "Molenkouter", nabij de "Plaats" of het dorpscentrum. Rond 1550 was Jan Joye er molenaar. Enkele meters ten oosten van de windmolen stond een rosmolen, waarover voor het eerst bericht wordt in 1532, volgens Arickx in gebruik als "stampcot" of oliemolen. Het lijkt echter waarschijnlijker dat deze oliemolen door de wind werd aangedreven en dus deel uitmaakte van de eigenlijke Plaatsmolen. De bijkomende rosmolen zou vooral tijdens windstille dagen dienst bewezen hebben.

De molen wordt in de tweede helft van de 16de eeuw tijdens godsdiensttroebelen vernield en in 1615 heropgebouwd. De molen wordt weergegeven op oud kaartmateriaal als een houten staak- of standaardmolen, met de naam "Pitthem muelen" (renteboek Pittem, 1622) of "Platse Meulen" (landboek Pittem, 1761). Er liep een rechtstreekse weg vanaf het kasteel, langs het "Kasteelgoed" tot aan de Plaatsmolen, al in 1532 vermeld als "Kokerstraatje". De "Plaetzemolenweg" (zie Atlas der Buurtwegen, 1846) werd omschreven als een weg "du moulin dit Plaetsmolen au chemin de Coolscamp". Op het 18de-eeuwse landboek van Pittem wordt voor het eerst een volume weergegeven ten noorden van de molen. In 1798 wordt de molen door de Franse bezetter openbaar verkocht aan Jacques Pecsteen uit Brugge. Tegen de eerste helft van de 19de eeuw was ook ten oosten een volume ("magazijn") gebouwd en ten zuiden van de molen een molenaarshoeve ontstaan.

In 1856 komt de molen in bezit van de familie Goethals, die er tijdens de daarop volgende eeuw de bedrijvigheid waarneemt. In 1874 wordt het landgebouw aan de voet van de molen afgebroken ten gunste van een woonhuis op deze plaats. De graanmolen doet in de periode 1893-1899 tevens dienst als oliemolen. Na een brand wordt de molen in 1909 heropgebouwd als stenen stellingmolen op berg, bij het kadaster omschreven als een "windkoornmolen". De molen zou ook als oliemolen in gebruik geweest zijn. De moleninrichting van de nieuwe molen gebeurt door de bekende molenmakersfamilie Coussée uit Meulebeke, die met uitzondering van de Plaatsmolen normaliter enkel herstellingswerken in molens verrichtte. Het binnenwerk wordt bij de heropbouw gerecupereerd uit zijn houten voorganger en de "Hogen Doornmolen" uit Hulste. Daarvan getuigt onder meer een balk uit 1868, een rad met de inscriptie "1786 – I. WYBO" en een siermotief in Lodewijk XIV-stijl op het bovenwiel.

In 1949 wordt de bedrijvigheid van de molen stopgezet, het jaar daarop de roeden weggenomen. De molen wordt in 1973 aangekocht door de gemeente. Het magazijn wordt in 1981 herbouwd en omgevormd tot "jeugdheem". In 1985 wordt de molen beschermd als monument. In 1995 worden door Monumentenwacht dringende instandhoudingswerken uitgevoerd. Dit neemt niet weg dat de molen door de slechte bouwfysische toestand van de romp een zorgenkind blijft. In 2008 wordt door de dienst Onroerend Erfgoed groen licht gegeven voor de molentechnische ontmanteling, afbraak en heropbouw van de molenromp die in 2009-2010 plaatsvinden. De molentechnische restauratie is gepland voor 2011 en de afwerking en omgevingswerken voor 2012. De restauratie staat onder leiding van ingenieur-architect Freddy De Schacht uit Ruiselede.

Beschrijving

De molen werd in mei/ juni 2009 ontmanteld en zolder per zolder afgebroken. Verwacht wordt dat de molen in de loop van 2010 heropgebouwd zal worden.

Beschrijving op basis van toestand vóór ontmanteling: Stenen stellingmolen, gebouwd op een berg of wal. Donkerrode bakstenen conische romp onder een gebroken kap met rechte voorwand bedekt met metalen platen. Balkon met smeedijzeren afsluiting waarin verwerking bouwjaar "1909". Rondboogingangen en –vensters met ijzeren roedeverdeling. Gevelkapel in baksteenomlijsting waarin Heilig Hartbeeld. Twee lange schuine schoren; vlucht van circa 24 m. IJzeren stelling.

Binneninrichting: benedenverdieping met mechanische maalderij en vier zolders. Maalzolder met haverpletter. Steenzolder voorzien van twee koppels maalstenen, spoorwiel van 64 kammen met twee kamwielen van 32 kammen. Luizolder met kamwielen voor het aandrijven van het luiwerk en de haverpletter. Kapzolder waarin bovenwiel met 54 kammen en kamwiel van 28 kammen. Bovenwiel met inscriptie "I. WYBO" en "1786" en siermotief in Lodewijk XIV-stijl. IJzeren koningsspil, typisch voor begin-20ste-eeuwse molens.

Een in de jaren 1980 herbouwd bijgebouw biedt onderdak aan de Academie Tielt, afdeling Pittem, baksteenbouw onder pannen mansardedak. Achtergelegen lokalen in gebruik door Chiro Pittem.

  • Archief Ruimte en Erfgoed - Afdeling West-Vlaanderen, archiefnummer W/493.
  • Archief Ruimte en Erfgoed - Afdeling West-Vlaanderen, levend archief.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Pittem, 1874/4, 1910/2, 1981/18.
  • Rijksarchief Brugge, Gemeente Pittem. Oud Archief, nummer 28/6: "Nieuwe ommelooper ende terrier der prochie van Pitthem", door D. Seghers, 1761.
  • Rijksarchief Brugge, Gemeente Pittem. Oud Archief, nummer 29: "Rentebouck vande heerschepe van Pitthem", door Louis de Bersacques, 1622.
  • ARICKX V. 1951: Geschiedenis van Pittem, Pittem, 22, 97, 139-140, 184.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel I: arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 161.
  • DEBRUYNE M. 2009: Romp Plaatsmolen wordt volgend jaar afgebroken, Het Nieuwsblad 29 november.
  • DENEWET L. & GOEMINNE L. 1994: Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke, Molenecho's 22.3-4 (speciaal themanummer 7).
  • DEFOUR G. 2001: Daar bij die (bijna weer) mooie molen, 05/01/2001, in documentatiemap met krantenknipsels in POB Pittem.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt, 336-339.
  • DEVOLDERE W. & LAMBRECHT J. 1973: Oud-Pittem, Tielt, foto 18.
  • J.G. 2009: Eerste fase herstel Plaatsmolen gestart. Een lange en moeilijke weg, De Weekbode 5 juni.
  • RYCKAERT M. 2001: Molens en metaal, In de Steigers 1, 14-19.
  • VERMEULEN J. 2003: Oude foto's van Pittem en Egem, Pittem, 2 delen.

Bron: DEVOOGHT K. & SANTY P. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Pittem met deelgemeente Egem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL49, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs:  Santy, Pieter; Devooght, Kristien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Santy P. & Devooght K. 2010: Plaatsmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/133277 (geraadpleegd op ).