Thans aan verschillende kleinbedrijven onderverhuurd voormalig textielbedrijf Vander Haeghen, dat zich in 1889 op deze plaats vestigde.

De muurpartijen van het centrale gedeelte dateren nog grotendeels van 1889, doch werden waarschijnlijk tijdens de eerste uitbreidingsfase (1898) van nieuwe raekemdaken (houten dakstoel op doorlopende gelaste houten kapbalk) voorzien; de houten kapbalk rustte oorspronkelijk duidelijk op gietijzeren kolommen, doch werd circa 1920 (1929?) opgehangen tussen uit twee verticale U-ijzers samengestelde kolommen (onderling verbonden door metalen parallelvakwerkliggers) waarop tevens de nokbalk van elk raekemdak rust. Aldus werd een bredere manoeuvreerruimte onder de raekembeuken geschapen.

Ten westen van dit centrale deel loopt de vroegere transmissiegang voor touw- en riemtransmissie (1898) (thans als personeelsdoorgang gebruikt).

Aan noordelijk uiteinde van laast genoemde het vroegere machine- en ketelhuis: 1889, vergroot aan westelijke zijde in 1901 voor inplaatsing van een tweede stoomketel (bemerk hoe de druk van de ketel en de ketelbemetseling in de westgevel opgevangen werd door verticaal aangebrachte troggewelven tussen metalen I-balken), en met zware naar boven verslankende ronde schouw op rechthoekige schouwbasis (1929). Twee Lancashire-stoomketels werden circa 1970 uitgebroken, doch muurresten laten nog analyse toe van ketelbemetseling (met geglazuurde bakstenen aan voorzijde) en rook- en luchtkanalen.

Ten westen palend aan de transmissiegang bevindt zich nog een kleinere éénlaagse bedrijfsruimte (1898) onder twee aanleunende en aan oostzijde beglaasde zadeldaken, op houten spant; aanleuningslijn rust via dubbele I-balk op gietijzeren kolommen.

Van de andere constructies kan nog vermeld worden: een langgerekt bedrijfsgebouw welke het centrale gedeelte in het zuiden afsluit, met een westelijk deel van 1908 (twee bouwlagen, met interne constructie door middel van gewapende houten moerbalken op gietijzeren zuilen, en met houten hangspant), en een oostelijk deel van 1929 (drie bouwlagen met interne constructie uit gewapend betonskelet met vlakke betonvloeren, en onder metalen spant); beide delen bezitten eenzelfde gevelordonnantie: brede rechthoekige openingen met ijzeren roedeverdeling onder I-balk met rozetten als latei. Aan de gevel van het deel van 1908 bevindt zich een beglaasde luifel op geklonken eenmaal gekruiste samengestelde parallelvakwerkligger (1911).

In het zuiden van het fabrieksterrein bevinden zich nog een hal, en aan de Willem Wenemaerstraat een dienstgebouw onder raekemdaken op parallelvakwerkliggers met verticale drukstaven (1929).