Dit ensemble van drie burgerhuizen werd in 1913 ontworpen door architect Jules De Cuyper. De architect liet zich inspireren door de art nouveau en wijkt af van de traditionele strakke gevelindeling. Opdrachtgever was onderwijzeres Julia Maes, die in de Hippolyte Lammensstraat 5 woonde. Oorspronkelijk maakte het pand op nummer 17 ook deel uit van dit ensemble; dit is echter vervangen door nieuwbouw.
Van de architect kennen we meerdere art-nouveaugetinte ontwerpen in Gent, zoals de woningen in de Kongostraat nummers 43 en 45 uit 1909 en 1910 en een ensemble in art-nouveaustijl op nummers 53 en 55. Verder ontwierp hij tijdens het interbellum meerdere woningen in een versoberde, traditionalistische baksteenarchitectuur.
Deze zijde van de Tijgerstraat wordt gedomineerd door grootschalige hedendaagse bebouwing, waartussen dit ensemble een van de weinige restanten van de originele bebouwing vormt. In de Tijgerstraat vinden we zowel voorbeelden van neoclassicistische gevels die teruggrijpen naar de 19de eeuw, als voorbeelden die aanleunen bij de nieuwe stijlrichting uit het begin van de 20ste eeuw. De drie woningen zijn zowel qua vrijere gevelindeling als qua detaillering een voorbeeld van deze vernieuwende aanpak.
Het ensemble bestaat uit drie identieke enkelhuiswoningen in repeterend schema, van twee bouwlagen boven een souterrain en onder een leien mansardedak. De lijstgevels staan op een lage hardstenen plint en worden bovenaan afgelijnd door een houten geprofileerde uitkragende kroonlijst op klossen. Nummers 11 en 13 hebben een recente kroonlijst. Het gevelontwerp voorziet twee traveeën, waarbij de smalle rechtertravee boven de kroonlijst uitsteekt en afgewerkt is met een gebogen topgevel. Het gevelvlak was oorspronkelijk bepleisterd en geschilderd, de linker woning is in de naoorlogse periode voorzien van een baksteenparement, de gevelbepleistering van de twee rechterwoningen is recent vernieuwd. Alle gevelopeningen zijn verschillend vormgegeven en bevatten uitsluitend recent raamschrijnwerk boven een hardstenen lekdrempel met centrale watergeut. Een hardstenen cordon verbindt alle gevels ter hoogte van de sokkel, waarvan het gevelvlak met imitatiebanden versierd is en van een rechthoekig souterrainvenster voorzien is. In de venstertravee aan de linkerzijde bevindt zich op de eerste verdieping een getoogd venster en op de tweede verdieping een venster met schouderbogen onder een geprofileerde kroonlijst op modillons. In de deurtravee aan de rechterzijde is onderaan telkens een houten deur met deurrooster uitgewerkt bovenop twee hardstenen treden en naast verdwenen voetschrapers. Naast de deur is een smal zijlicht uitgewerkt met smeedijzeren dievenijzers, gescheiden met een gebombeerde hardstenen tussenstijl waarin inkepingen het ritme van de imitatiebanden volgt. De positie van de bovenliggende vensters verraadt dat zich hierachter de traphal bevindt. Het onderste venster is rondboogvormig, dit daarboven rechthoekig met gebogen bovenhoeken. Beide vensters zijn gevat binnen een verdiept gevelvlak dat onderaan versierd is met een in art-nouveaustijl gedecoreerd hardstenen element en bovenaan met een geprofileerde kroonlijst. In de topgevel is een paddenstoelvormig venster uitgewerkt, waarnaast zich telkens een verbouwde dakkapel in het mansardedak bevindt. De scheiding tussen beide traveeën wordt gemarkeerd door een verticale versiering in de bepleistering.
De ontwerper gaf volgens de bouwplannen de woningen een identieke conventionele enkelhuisindeling mee. Via de voordeur betreedt men de inkomhal vanwaar steektrapjes naar het souterrain als de verhoogde gelijkvloerse verdieping leiden. Op het souterrain staat een voorplaats langs de straatzijde in verbinding met een keuken. Achter de traphal bevindt zich een provisiekelder, waarachter naast de koer een smallere lage aanbouw aanwezig is die het pomphuis, toilet en kolenopslagplaats bevat. Van de bovenverdiepingen zijn geen bouwplannen beschikbaar, er kan van uitgegaan worden dat zich op de gelijkvloerse verdieping de salon en eetkamer bevinden, en de slaapkamers in de bovenliggende verdiepingen ingericht zijn.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, Mutatieschetsen Gent, afdeling IV (Gent), 1913/38.
- Stadsarchief Gent, Bouwaanvragen particuliere woningen, G12, 1911/T/16.
- MEGANCK L. 2002: Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939): Stedenbouw - Opleiding - Patrimonium, onuitgegeven proefschrift, Universiteit Gent, 198.