Gelegen in een weide naast Brugse Steenweg nr. 2, net ten zuidoosten van het sluizencomplex van Nieuwpoort, ook wel de Ganzenpoot genoemd. De constructie ligt in een weide die lager gelegen is dan de Brugse Steenweg, ten noordoosten van de Noordvaart (Veurne-Ambacht), ten oosten van de overlaat van de Noordvaart en ten noordwesten van Wittebrug.
Betonnen militaire constructie, in 1916 of 1917 gebouwd door de Belgische genie, voor de opslag van springstof waarmee het sluizencomplex van de Ganzenpoot zou kunnen ondermijnd worden, indien de geallieerde legerleiding dit bij een eventuele Duitse doorbraak noodzakelijk zou achten.
Het complex van sluizen en verlaten van Nieuwpoort krijgt zijn huidige vorm in de 19de eeuw, na de ontmanteling van de vestingen rondom Nieuwpoort. De sluizen en verlaten beschermen het achtergelegen gebied tegen overstromingen door zeewater. De sluizen geven toegang tot de bevaarbare kanalen. De overlaten dienen om, op een gecontroleerde wijze, het overtollige water uit het achtergelegen gebied te laten afvloeien. Zes waterwegen monden in de Ganzenpoot uit. Van noord naar zuid bestaat het complex uit de overlaat van Het Nieuw Bedelf (een afwateringskanaal), het Gravensas op de Plassendalevaart (een scheepvaartkanaal), het Springsas of Scheursas op de Kreek van Nieuwendamme (een afwateringskanaal), het Iepersas en de overlaat van de gekanaliseerde IJzer (zowel voor afwatering als voor scheepvaart), de overlaat van de Noordvaart (een afwateringskanaal) en de overlaat en het Veurnesas op de Veurnevaart (zowel voor afwatering als voor scheepvaart).
De Ganzenpoot speelt tijdens de Eerste Wereldoorlog een cruciale rol in de onderwaterzetting van de IJzervlakte. Dankzij de inundaties van eind oktober 1914 kan de Duitse opmars in de noordelijke Westhoek een halt toegeroepen worden. Tijdens de oorlog vormt het sluizencomplex van Nieuwpoort het zenuwknooppunt voor de uitgevoerde inundaties en de waterhuishouding in het gebied Nieuwpoort-Diksmuide-Lo.
Tot begin februari 1918 zal de sector Nieuwpoort door Franse eenheden bezet worden, behalve in de periode juni - november 1917, wanneer de Britten tijdelijk de sector overnemen. Vanaf februari 1918 wordt de sector door Belgische eenheden bezet. De ganse oorlog blijft het Belgische leger niettemin verantwoordelijk voor het sluizencomplex in Nieuwpoort en de inundaties en waterhuishouding in de IJzervlakte. Hiertoe wordt een specifieke eenheid opgericht, de Sapeurs Pontonniers. Verschillende gedenkplaten her en der in de stad Nieuwpoort herinneren vandaag de dag nog steeds aan plaatsen waar de eenheid tijdens de oorlog onderdak vond. De Sapeurs-Pontonniers dienen – heel vaak in uiterst gevaarlijke omstandigheden – herstellingen uit te voeren aan de verlaten en sluizen, die ten prooi vallen aan Duits artillerievuur. Ondanks zware beschadigingen slaagt de Belgische genie er tijdens de oorlog min of meer in controle te blijven houden op de waterhuishouding van het IJzerfront.
Vooral in de zomer van 1917 wordt het bijzonder spannend. De Britten hebben dan de sector van de Fransen overgenomen. Ze willen vanuit Nieuwpoort het geallieerde offensief vanuit de Ieperboog ondersteunen (wat de bijzonder bloedige Derde Slag bij Ieper of Passchendaele zou worden). Maar deze Britse aanval bij Nieuwpoort zou er niet komen. Integendeel, de Duitsers hebben lucht gekregen van de Britse plannen en op 10 juli kunnen ze het geallieerde bruggenhoofd ten oosten van de IJzer grotendeels veroveren tijdens Operatie Strandfest. De verliezen aan Britse zijde zijn bijzonder hoog. Omdat de Duitsers een aanval blijven vrezen, houden ze de sector in een wurggreep met uitzonderlijk zware beschietingen. In september 1917 wordt de toestand draaglijker. Op 30 september 1918, wanneer het geallieerde Bevrijdingsoffensief losgebarsten is, wordt het sluizencomplex systematisch beschoten door de Duitse artillerie. Behalve het Scheursas op de Kreek van Nieuwendamme raken alle installaties hierbij grotendeels vernield.
Op bevel van de legerleiding wordt in 1916 gestart met de ondermijning van de cruciale sluizen en verlaten van de Ganzenpoot. De achterliggende idee is dat het sluizencomplex nooit intact in vijandelijke handen zou mogen vallen bij een eventuele Duitse doorbraak, want de vijand zou er voordeel mee kunnen doen. Het uitvoeren van dit bevel voor ondermijning gebeurt duidelijk tegen de zin van de Sapeurs-Pontonniers zoals de bevelhebber van deze eenheid, commandant Robert Thys, in zijn lijvig werk van 1922 schrijft: "Nous éprouvions mille difficultés à consolider les écluses défaillantes et on nous commandait d’en préparer minutieusement la destruction!". Thys vindt de ondermijning van de installaties zinloos en meent dat de Belgische zware artillerie wel voldoende in staat zou moeten zijn om de infrastructuur te vernietigen, indien dit nodig geacht wordt. Door de beschietingen wordt het risico op een ongewenste explosie bovendien bijzonder groot.
Niettemin wordt de ondermijning zo grondig als mogelijk voorbereid, aldus Thys. Op cruciale plaatsen van de nog werkzame sluizen en overlaten van de Ganzenpoot (het Veurnesas is ondertussen vernield) worden mijnladingen voorzien. Vanuit twee aparte posten kan het ontstekingsmechanisme in werking gezet worden. Er worden aparte elektrische circuits voorzien tussen de ontstekingsmechanismen en de mijnladingen, zodat bij een eventuele vernieling van één circuit, de andere nog gebruikt kan worden. Bovendien worden de elektrische leidingen op meer dan één meter diepte ingegraven en worden betonnen aansluitkasten voorzien. Voor de opslag van de springstof worden twee opslagplaatsen gebouwd, die via verbindingsgangen (boyaux) bereikt kunnen worden. Omwille van het grote risico laat Thys niettemin de springstof in Veurne opslaan. In juli 1917 krijgt hij van hogerhand tegenstrijdige bevelen om de springstof al dan niet bij de Ganzenpoot op te slaan, waardoor het explosief goedje meermaals de afstand Nieuwpoort – Veurne dient af te leggen onder zeer gevaarlijke omstandigheden.
De ene opslagplaats voor springstof wordt gebouwd tussen de Noordvaart en de Veurnevaart en is bedoeld voor de springstof voor de infrastructuur aan de Noordvaart en de gekanaliseerde IJzer. De opslagplaats die vandaag bewaard gebleven is, ligt tussen de Noordvaart en de weg naar Sint-Joris (Brugse Steenweg) en is bedoeld voor de springstof voor de infrastructuur van de Kreek van Nieuwendamme, de Plassendalevaart en Het Nieuw Bedelf.
In het archief van de 1ste Legerdivisie (Koninklijk Legermuseum Brussel) zijn twee plannen teruggevonden van opslagplaatsen voor springstof. Een eerste plan, getiteld Abri Tonite Route St George – Plan officieux, toont afmetingen van de opslagplaats die lijken overeen te stemmen met de bewaarde constructie langs de Brugse Steenweg (= weg naar Sint-Joris). Ook andere details op het plan zoals de houten en bakstenen bekisting komen overeen met de bewaarde constructie. Een tweede plan, getiteld Abri pour emmagasinage d’explosifs is veel gedetailleerder en vertelt wellicht meer over de inplanting en afwerking van de bewaarde opslagplaats, hoewel de afmetingen en enkele details op het plan niet overeenkomen met de bewaarde constructie. Op het plan is te zien hoe de constructie in een verbindingsgang (boyau) ingeplant is die voor 2/3 uitgegraven moet zijn en voor 1/3 opgehoogd moet zijn. Ook boven en aan de achterzijde dient de constructie aangeaard te zijn. De wanden van de verbindingsgang zijn verstevigd met metalen traliewerk. Onderaan de loopgraaf is een greppel en een zinkput voorzien. De constructie bestaat uit gewapend beton. Aan de kant van de verbindingsgang, onder het maaiveld, bevat de constructie een kleine ruimte voor de opslag van de explosieven. Op dit plan zijn negen kisten met springstof van 25cm hoogte x 65cm breedte x 25cm diepte voorzien die in drie rijen, drie hoog gestapeld dienen te worden. De schuifdeur die de ruimte afsluit, lijkt bij de bewaarde constructie niet overgenomen te zijn: hier zitten bovenaan de opening ijzeren scharnieren die wellicht bedoeld zijn voor een luik die verticaal dichtklapt.
Halfondergrondse betonnen constructie met rechthoekig plattegrond. Het beton is aan de buitenzijde grotendeels gegoten tegen zandzakjes, de indrukken hiervan in het beton zijn goed te zien. Aan zuidwestelijke zijde is boven de opening een bekisting van baksteen gebruikt. Er zijn ronde wapeningsijzers zichtbaar in het beton. De constructie meet bij benadering 320cm breed x 200cm diep en zou volgens het grondplan in totaal 190cm hoog zijn. Het fundament van de constructie zou 30cm hoog en 420cm breed zijn. De opening aan zuidwestelijke zijde zou volgens het grondplan 60 cm hoog x 100cm breed zijn. Voor zover zichtbaar lijkt de houten bekisting in deze kleine ruimte nog aanwezig. Boven de opening zitten ijzeren scharnieren.
Bron: Beschermingsdossier DW002481 (2011)
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2011: Belgische opslagplaats voor springstof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135032 (geraadpleegd op ).
Halfondergrondse betonnen constructie in een weide, iets lager dan de straat gelegen, tegenover woning Brugsesteenweg 1, bij de zogenaamde ‘Wittebrug’, ten zuidoosten van het sluizencomplex van Nieuwpoort. De betonnen constructie staat op ongeveer 110 meter ten noordwesten van demarcatiepaal nr. 13. De omgeving is vlak en voornamelijk bebouwd.
Het gaat vermoedelijk om een Belgische schuilplaats uit de Eerste Wereldoorlog, die deel uitmaakte van een loopgraaf net ten noorden van de watering ‘Veurne-Ambacht’.
Halfondergrondse, rechthoekige betonnen constructie van min of meer 350 x 180cm. Het beton is verstevigd met ronde wapeningsijzers en aan de buitenkant gegoten tegen zandzakjes (waarvan de afdrukken nog goed te zien zijn). Aan de zuidwestelijke kant zijn eveneens nog sporen van het gebruik van baksteen. Het dak is nagenoeg vlak.
Aan de zuidwestelijke kant zit een opening, vermoedelijk afkomstig van een deuropening. Bovenaan deze openingen zitten ijzeren scharnieren.
Bron: WOI Relict (1640): Belgische betonconstructie Brugsesteenweg (Nieuwpoort - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Belgische opslagplaats voor springstof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393574 (geraadpleegd op ).