Teksten van Belgische hulppost annex mitrailleurpost

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/212732

Mitrailleurspost met schuilplaats Eerste Wereldoorlog ()

Belgische betonnen hulppost met aanpalende mitrailleurpost in het geïnundeerde gebied vóór (ten oosten van) de Frontzate gelegen.

Historiek

Eind oktober – begin november 1914 kan de Duitse opmars tussen Nieuwpoort en Diksmuide een halt toegeroepen worden dankzij de inundatie van de IJzervlakte. De spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide zal tot aan het einde van de oorlog de Belgische eerste linie vormen. De Duitse eerste linie situeert zich op de rechteroever van de IJzer.

Het niemandsland tussen de IJzer en de spoorwegzate is ten noorden van de Dodengang (Diksmuide) kilometersbreed en wordt door de Belgische genie vanuit de Ganzenpoot kunstmatig onder water gehouden. In dit geïnundeerde gebied steken hoger gelegen eilandjes boven het wateroppervlak uit, waarop in vele gevallen boerderijgebouwen staan. Deze eilandjes in het geïnundeerd gebied worden door beide partijen bezet en als voorposten ingericht. Deze steunpunten worden doorheen de oorlog steeds verder versterkt en kunnen bereikt worden via passerelles. Geleidelijk aan worden ook smalsporen en telefoonleidingen naar deze voorposten aangelegd.

Ook in het geïnundeerde gebied ten oosten van Ramskapelle worden verschillende hoeves, zoals Wolvenest en Roedesterkte, als Belgische voorposten uitgebouwd. Deze hoeves liggen op iets meer dan een kilometer ten oosten van de spoorwegberm en kunnen via passerelles vanaf de spoorwegberm bereikt worden. Eén van deze passerelles loopt langs een eilandje, dat uitgebouwd wordt als steunpunt en waar de hier besproken betonnen constructie vandaag de dag bewaard gebleven is. Aan de hand van militaire documenten kan de evolutie van dit steunpunt tijdens de oorlog gevolgd worden.

Aanvankelijk wordt de passerelle met A aangeduid en het steunpunt met 8. Het steunpunt fungeert de eerste oorlogsjaren als commandopost en wachtpost en er is een mitrailleurpost ingericht. Er is sprake van prikkeldraadversperring en een parados, terwijl de mitrailleurs op een platform zijn opgesteld.

Vanaf mei 1916 wordt de sector bezet door de 4de Legerdivisie. De passerelle wordt voortaan met C14 aangeduid, waarbij de C staat voor een chemin de colonne, een colonneweg voor de infanterie. Het steunpunt wordt met P aangeduid. Wellicht wijzigt de loop van de passerelles nog.

In documenten van de genie-eenheid die met de 4de Legerdivisie verbonden is, is vanaf juni 1916 sprake van het betonneren van mitrailleurposten in plaats van gemetste mitrailleurposten. Er wordt eveneens geopteerd voor flankerende mitrailleurposten in plaats van mitrailleurposten waarbij enkel frontaal vuur mogelijk is. De mitrailleurposten moeten zodanig ingeplant worden “de manière à ce que chaque genre de tranchées puisse assurer la défense du groupe voisin tout en battant une zone de terrain suffisante pour entraver une progression ennemie”.

Flankerende mitrailleurposten van dit type zijn vrij massaal in de sector Ramskapelle opgetrokken. Op diverse teruggevonden plannen valt vooral de kenmerkende flankeringsmuur op, waarmee de schietopening aan het zicht van de vijand onttrokken wordt. Een houten balk in de vloer loodrecht op de schietopening dient voor de bevestiging van de driepoot van de mitrailleur, terwijl de uitsparing onder het schietgat eveneens dient voor het plaatsen van deze driepoot. De mitrailleurpost is steeds gecombineerd met één of meerdere aanpalende ruimtes, die bijvoorbeeld als verblijf voor de manschappen kan fungeren.

Ook bij het steunpunt P dienen betonnen mitrailleurposten opgetrokken te worden. Aanvankelijk is er sprake van twee mitrailleurposten aan elk uiteinde van de versterking, maar er zal slechts één betonnen mitrailleurpost aan de zuidelijke zijde van de constructie gerealiseerd worden. De schietopening is in oostelijke - zuidoostelijke richting georiënteerd. Op diverse plannen is te zien hoe de oriëntatie van de schietopeningen van de verschillende mitrailleurposten in de onmiddellijke omgeving duidelijk op elkaar afgestemd is.

Terwijl het steunpunt P aan het begin van de bezetting door de 4de Legerdivisie nog als poste de major wordt aangeduid, is er enkele maanden later sprake van een poste de secours, een medische hulppost. Het steunpunt zal tot het einde van de oorlog als hulppost gebruikt worden en ingepast worden in een systeem van medische evacuatie, waarbij de gewonden stapsgewijs en volgens de aard en de ernst van de verwondingen naar specifieke medische voorzieningen steeds verder achter het front gebracht worden. De gewonden uit de voorste linies worden opgehaald door brancardiers. Daartoe zijn ze uitgerust met brancards, een verbandtas en een veldfles. Het transport is zwaar en niet ongevaarlijk. Om het vervoer tussen de loopgraven en over wisselvallig terrein te vergemakkelijken, wordt gebruik gemaakt van een soort rijdende draagberrie. Deze brancardiers dienen de eerste, meest dringende verzorging toe en brengen de gewonden naar een poste de secours, hulpposten zoals P die vóór de spoorwegberm zijn ingericht in versterkte schuilplaatsen. Vanuit een poste de secours worden de binnenkomende gewonden zo vlug mogelijk naar een verbandplaats (place de pansement) vervoerd. De hulpposten worden bemand door een arts. Door het nijpend gebrek aan geschoolde artsen zijn dit vaak jonge hulpdokters of artsen in opleiding. Het door de brancardiers voorlopig aangebrachte verband wordt er gecontroleerd en indien nodig in die mate aangepast of vervolledigd zodat de gewonden de verdere evacuatie kunnen overleven. De arts stelt een eerste diagnose en beslist op basis hiervan of de binnengebrachte soldaat verder dient geëvacueerd te worden of niet. In theorie kunnen in een hulppost dringende operaties uitgevoerd worden, maar in de realiteit ontbreekt in de meeste posten het daartoe nodige materiaal. Naarmate de voorzieningen toenemen, worden hier eveneens de manschappen met slechts een zeer lichte verwonding verzorgd tot ze voldoende op krachten gekomen zijn om terug naar het front te keren. Een plan van de genie van de 4de Legerdivisie, wellicht uit oktober 1916, toont hoe een medische hulppost dient ingericht te worden. Tegen de voor- en achtermuur van het linkerdeel van de ruimte kunnen telkens drie brancards boven elkaar geplaatst worden. In het rechterdeel kunnen de eerste meest dringende zorgen toegebracht worden op een schuin geplaatste tafel. Verder zijn onder meer een bank, tafel en schouw voorzien. De sporen die in het middelste deel van de constructie bewaard gebleven zijn (onder meer de verankerde ijzers), wijzen mogelijk op een gelijkaardige inrichting.

Het derde, meest noordelijke deel van de constructie is wellicht als manschappenverblijf of commandopost bedoeld.

De schijnbaar merkwaardige combinatie van mitrailleurpost en medische hulppost moet verklaard worden door de omstandigheden in het geïnundeerde gebied, waar door het weinig aantal bruikbare locaties met beperkte oppervlakte, uiteenlopende functies in één compact bouwwerk dienen samengebracht te worden. In plannen en documenten uit de laatste twee oorlogsjaren wordt de functie als mitrailleurpost echter zelden aangegeven.

De inscripties die bovenaan de constructie zijn gegrift, "P / IIP"; "4 D.A.", vertellen meer over de bouwers en de periode waarin de constructie voltooid is. 4 D.A. staat voor 4 Division Armée, de 4de Legerdivisie die tussen eind mei 1916 en maart 1917 de sector bezette. P / IIP zou te lezen zijn als Pioniers / II Pioniers. Dit zou betekenen dat de constructie voltooid is door het tweede bataljon genie (II pioniers), een eenheid die pas bij de hervormingen van de genie eind december 1916 opgericht is. Dit betekent dat de constructie tussen eind december 1916 en maart 1917 voltooid is.

In publicaties van de genie van de 4de Legerdivisie wordt de periode in de sector Ramskapelle (waaraan in juli 1916 ook Pervijze toegevoegd wordt) als een vrij rustige periode beschreven. Er wordt veel tijd gestoken in de versterking van de verdediging van het geïnundeerde gebied. Ze bouwen loopgraven (tranchées) en verbindingsgangen (boyaux), mitrailleurposten, munitiedepots enzovoort. "C’est le règne du béton armé". Het beton wordt ofwel 's nachts ter plekke gegoten. Ofwel wordt de constructie samengesteld met geprefabriceerde betonnen elementen die uit het geniedepot van Wulpen komen. In een document van het tweede bataljon genie van de 4de Legerdivisie, d.d. 13 maart 1917, over de inplanting van een gelijkaardige flankerende mitrailleurpost bij loopgraaf T. 53 (eveneens in het geïnundeerd gebied vóór de spoorwegbedding, op een kilometer ten zuidoosten van steunpunt P gelegen), wordt aangehaald dat de constructie van de fundering van een dergelijk type mitrailleurposten veel moeilijkheden geeft. De fundering moet dik genoeg zijn en de aanaarding moet goed uitgevoerd worden om tot een goede basis te komen.

Wellicht is tijdens de bezettingsperiode van de 4de Legerdivisie het decauvillespoor (smalspoor) aangelegd dat langsheen de hulppost richting voorposten loopt. Op militaire luchtfoto’s (uit het voorjaar van 1918) is te zien hoe ten noorden van de constructie ook loopgraven zijn aangelegd. Verder zijn ook verschillende rijen prikkeldraadversperringen te zien. Op de luchtfoto’s van het voorjaar van 1918 is te zien dat de passerelles en smalsporen over een smalle strook land lopen die grotendeels boven het wateroppervlak uitsteekt. Vanaf de zomer van 1918 wordt melding gemaakt van masques (camouflageschermen) die de vijand het zicht op de stelling dienen te ontnemen. Op documenten van 1918 duikt er nog een verdedigingswerk tussen P en de spoorwegberm op.

 

Beschrijving

Bovengrondse betonnen militaire constructie, bestaande uit een rechthoekig deel van circa L. 1400 x Br. 310cm, met aansluitend aan zuidelijke zijde een kleiner en lager deel, dat schuin staat ten opzichte van het rechthoekige deel. Een flankeringsmuur van circa L. 200 x Br. 50cm aan oostelijke zijde scheidt de beide delen. Hoewel niet overal even duidelijk lijkt de constructie opgetrokken te zijn met betonstenen, die met ronde ijzers aan elkaar zijn verankerd en waartegen (grotendeels) een cementlaag is aangebracht. Het dak loopt lichtjes af naar de oostzijde toe en was in oorsprong met golfplaten bedekt, aldus de afdrukken in het beton. De balken ter versteviging van de plafonds zijn verdwenen. Behalve de schietopening aan oostelijke zijde zitten alle muuropeningen aan (noord)westelijke zijde. Het rechthoekig deel van de constructie is onderverdeeld in twee ruimtes. De noordelijke ruimte bevat één deuropening, geflankeerd door twee vensteropeningen, de zuidelijke ruimte een bredere en hogere deuropening met rechts ervan één vensteropening. In de zuidwestelijke bovenhoek is volgende inscriptie in een rechthoekig kadertje aangebracht: "P / II P"; "4 D.A.". De kaders van de muuropeningen zijn verdwenen. De dagkanten aan de binnenzijde van de deuropeningen zijn afgerond. In beide ruimtes staat in een hoek een bakstenen schouwtje, dat met een cementlaag is afgewerkt. In de voor- en achtermuur van de linkerhelft van de zuidelijke ruimte zitten ijzers met een gaatje verankerd, eronder zijn sporen van een betonnen voet. In de tussenmuren zitten verschillende openingen. De aanpalende mitrailleurpost heeft een trapeziumvormige plattegrond. De muur aan noordwestelijke zijde, circa 250cm lang, is deels vernield. Vermoedelijk stak er in de deuropening aan noordwestelijke zijde een draaideurtje, getuige hiervan de kwartcirkel die in de betonnen vloer is gesleten. Waarschijnlijk stak er rechts naast de deuropening een vensteropening. De schietopening aan de zuidoostelijke zijde meet aan de binnenkant H. 28 x Br. 95 x D. 100cm en verbreedt tot 250cm aan de buitenkant. Rond en onder de schietopeningen zitten diverse uitsparingen, onder andere een nis onder de schietopening voor het plaatsen van de driepoot van de mitrailleur. Ook in de vloer zitten diverse uitsparingen. In één van die uitsparingen zit een houten balk, loodrecht op het schietgat. In deze balk kon de driepoot van een mitrailleur vastgezet worden. Vermoedelijk stond in deze ruimte ook een bakstenen schouw.

  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 2de Legerdivisie, doos 43, kaart 2 D.A. Plan Directeur Secteur Ramscappelle, 1917.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 2de Legerdivisie, doos 44, nota 2 D.A. Organisation du S.S. dans le secteur Ramscappelle – Pervyse – Oud Stuyvekenskerke, 16/12/1917.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 3de Legerdivisie, doos 66, Croquis III. Secteur 1 DC. Croquis indiquant les postes de combats, moyens de transmissions, l’organisation du service de santé, 20/6/1917.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 3de Legerdivisie, doos 66, map Secteur Ramscappelle, Section de Ryckenhoek, Occupation 9e, kaart 9 Linieregiment, s.d.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 44, nota van het 1ste Bataljon genie 4 D.A. Note relative à la construction d’abris de mitrailleuses en avant du chemin de fer, 3/7/1916.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 44, map Abris de M. à construire en avant du chemin de fer, nota + bijhorende blauwdruk 4 D.A., P / IIP Note concernant l’abri de mitrailleuse de la tranchée T. 53 Nord, 13/3/1917.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 44, plan met aanduiding mitrailleurposten omgeving Wolvenest, 15/3/1917.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 45, plan 5 Division Armée, Sous-Secteur Central, Planche N° 12, s.d.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 45, map Inondations, Secteur de Ramscappelle 4D.A., nota en bijhorend plan van Génie Divisionnaire 4ème D.A. Note concernant la situation du secteur en cas de hausse de l’inondation, 29/6/1916.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 45, map Croquis du secteur de Ramscappelle, blauwdruk genie 4 D.A. P/IP met inplanting flankerende mitrailleurpost Point d’appui de Roedesterkte, 9/11/1916.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 45, kaart 4 D.A. sector Ramskapelle, s.d.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 4de Legerdivisie, doos 55, blauwdruk Projet type d’un abri pour poste de secours, s.d.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 5de Legerdivisie, doos 32, map 5.D.A. Croquis Secteur Ramscappelle, plan Emplacements des mitrailleuses, s.d.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds 5de Legerdivisie, doos 32, map 5.D.A. Croquis Secteur Ramscappelle, plan Occupation des positions avancées au S.S. Centre, 2/1/1916.
  • KONINKLIJK LEGERMUSEUM, Fonds Militaire luchtfoto’s WOI, luchtfoto’s Roedesterkte 22/3/1918, 12/4/1918, 24/8/1918
  • S.N. s.d.: Historique du 4 Bataillon du Génie (ongepubliceerd werk).
  • S.N. s.d.: Historique 1914-1918 du Génie de la IV D.A. (ongepubliceerd werk).
  • JANSSENS P. 2001: Belgische veldhospitalen tijdens de Eerste Wereldoorlog (Algemeen Rijksarchief. Studies over de Eerste Wereldoorlog 1), Brussel.

Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier DWOO2482, Belgische hulppost annex mitrailleurpost (DECOODT H., 2011)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2011: Belgische hulppost annex mitrailleurpost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135034 (geraadpleegd op ).


Mitrailleurspost met schuilplaats (Ramskapelle - WOI) Beschrijving ()

Bovengrondse betonnen constructie in weide ten oosten van de toegangsweg naar de boerderij Hemmestraat 38, op circa 1300m ten zuidoosten van Ramskapelle, op circa 550m ten noordoosten van de voormalige spoorwegbedding Nieuwpoort-Diksmuide en op circa 530m ten noorden van de Ramskapelleleed. De omgeving is landelijk en vlak.

Historische Achtergrond

Naast deze Belgische constructie liep een smalspoor, komende van de voormalige spoorwegbedding (die de Belgische 1ste linie vormde) en zich in het geïnundeerde gebied een weg baande richting Grote Beverdijkvaart. De constructie werd gebouwd door de 4de legerdivisie, zoals de inscriptie '4 D.A.' aangeeft. Tussen juni 1916 en maart 1917 bevond deze divisie zich in de sector Ramskapelle. 'P / II P' zou dan weer te lezen zijn als 'Pioniers / II Pioniers', zeg maar het tweede bataljon genie, die vanaf het einde van 1916 in het leven geroepen werd. Dit zou betekenen dat deze constructie tussen december 1916 en maart 1917 werd opgetrokken.

Kenmerken

Bovengrondse betonnen constructie, bestaande uit een rechthoekig gedeelte van circa 1400 x 310cm, met aanpalend een kleinere, trapeziumvormige gedeelte. De constructie lijkt voor het grootste gedeelte te zijn opgetrokken met betonblokken, waartegen een cementlaag werd aangebracht. Af en toe zijn bakstenen te bespeuren, evenals ronde wapeningsijzers. Het dak loopt lichtjes af en was deels bedekt met golfplaten (waarvan de afdrukken nog te zien zijn). Voor de versteviging van het plafond werden mogelijks houten en ijzeren balken gebruikt, maar die zijn verdwenen. In het plafond zijn afdrukken van een ijzeren net te zien. In het rechthoekig gedeelte zijn 2 ruimtes, met openingen aan de westkant. De linkerruimte heeft één deuropening, geflankeerd door 2 vensteropeningen. De rechter ruimte bevat 1 deur- en vensteropening. Alle openingen bevatten bovenaan een uitsparing voor een balk ter versteviging, en diverse andere uitsparingen. Buiten op de zuidoost-hoek van het rechthoekig gedeelte, staat bovenaan een inscriptie in een rechthoekig kadertje, waarvan het onderste '4 D.A.' is. Het bovenste is vermoedelijk 'P / II P'. In de twee ruimtes is binnenin (telkens in de uiterste hoek) een driehoekig schouwtje opgetrokken uit baksteen dat gecementeerd werd. In de tussenmuur zitten centraal bovenaan 2 rechthoekige gaten. Het trapeziumvormig gedeelte is lager en wordt aan de O-kant van het rechthoekig gedeelte gescheiden door een haaks opstaande muur van circa L. 200 x Br. 50cm. Dit gedeelte bevat aan de noordwest-kant (die 250cm breed is) een deuropening, waarin vermoedelijk een draaideur stak (in de vloer is kwartcirkel in de vloer geslepen). Vermoedelijk stak hier eveneens een vensteropening. Aan de zuidoost-kant (Br. 244cm) zit een schietopening, die naar buiten toe verbreedt (tot H. 28 x Br. 95 x D. 100cm), met uitsparingen voor een houten bekleding. Onder deze schietopening steekt binnenin een nis (om de driepoot van een mitrailleur te kunnen plaatsen). In de betonnen vloer zijn diverse uitsparingen. In de binnenmuur zit een rechthoekige opening. De muren van dit gedeelte lopen schuin, waardoor er tegen het plafond (waarvan de binnenbekleding verdwenen is) aan de noord-kant overhoekse uitsparingen zijn, waartegen de balken, die wel haaks lagen op de zuidoost-muur, geplaatst konden worden. Ook in dit deel stond vermoedelijk een driehoekige schouw (te oordelen naar de driehoekige afwerking bovenaan in de linkerhoek).

  • Onderzoek / notities door Roger Verbeke. (Interne Informatie)
  • Duitse militaire stafkaart Diksmuide Noord, 1/20.000, 18/4/1917. Uit: The Naval & Military Press in association with The National Archives: "Captured German Trench and Operations Maps from the National Archives" (cd-rom).

Bron: WOI Relict (1641): Mitrailleurspost met schuilplaats (Ramskapelle - WOI)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2005: Belgische hulppost annex mitrailleurpost [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135008 (geraadpleegd op ).