Burgerhuis in art-decostijl gebouwd in opdracht van R. Van de Vorst, naar een ontwerp door François Dens uit 1928. De architect, die actief was vanaf 1906 tot begin jaren 1950, ontplooide een succesvolle loopbaan in dienst van de burgerij en het bedrijfsleven. Tijdens het interbellum legde hij zich vooral toe op het grotere appartementsgebouw van hoge standing, maar ontwierp ook tal van burgerhuizen en villa's, die in stijl evolueerden van beaux-arts, over art deco naar een zakelijk modernisme.

Deze sobere rijwoning met een natuurstenen lijstgevel omvat drie bouwlagen onder een plat dak. De asymmetrie van de gevelcompositie weerspiegelt de opdeling van het interieur in hoofd- en nevenruimten. De klemtoon ligt op de brede zijtravee, met een driezijdige erker op de bovenverdieping, een balkon en een drielicht erboven, en een discreet pseudo-fronton als topstuk. Vanaf de puilijst worden de bovenverdiepingen verticaal geritmeerd door vensternissen met een getrapt profiel. De ornamentatie blijft verder beperkt tot de sluitsteen van het rondboogportaal en de console van de erker, in een florale art deco. Het meest opvallend is het fraaie smeedijzer van de vleugeldeur, de borstweringen en het integraal bewaarde voortuinhek, met een eerder geometrisch patroon van driehoeken, kepers en spiralen. Het schrijnwerk van de vensters werd helaas vernieuwd.

Het interieur beantwoordt aan de typologie van het burgerhuis, met gescheiden ontvangst-, privé-vertrekken, en dienstcirculatie. De begane grond wordt volgens de bouwplannen over de volledige breedte opgedeeld door de traphal, ontdubbeld door een diensttrap, en omvat aan de straatzijde het salon en de vestibule. De eetkamer en de veranda nemen de tuinzijde in, geflankeerd door de office, het washuis en de keuken. De eerste verdieping biedt achtereenvolgens ruimte aan een salon en kantoor, een linnenkamer, en een slaapkamer en badkamer, terwijl de tweede verdieping nog eens vier kamers telt.