Burgerhuis in beaux-artsstijl, als eigen woning gebouwd door architect Victor Lebens, naar een ontwerp uit 1911. Op hetzelfde moment bouwde Lebens op nummer 89 nog een tweede, vrijwel identieke woning in opdracht van de Nielse industrieel G. Deroover, die in 1965 werd gesloopt voor een flatgebouw. De bouw van twee gelijkaardige burgerhuizen op de aanpalende percelen nummers 91 en 93, een vastgoedproject voor eigen rekening van Lebens uit 1914, vond uiteindelijk geen doorgang. Vermoedelijk ontwierp Lebens deze woningen aan het begin van zijn loopbaan, die overigens niet bijzonder productief lijkt te zijn geweest. De weinige bekende realisaties uit het interbellum, blijven trouw aan de beaux-artsstijl. Het gebouw werd in 1954 door architect Robert Reiners uitgebreid en opgedeeld in appartementen, met een gevelaanpassing aan de attiek.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke tot drie traveeën, omvat de hoge, smalle rijwoning vijf bouwlagen onder een plat dak. De statige lijstgevel, met een verzorgd parement in natuursteen op een hardstenen plint, wordt nadrukkelijk geleed in horizontale registers. De begane grond is daarbij opgevat als een lage geboste sokkel, die de met balustrades belijnde hoofdverdiepingen draagt. De bovenste verdieping vormt een attiek boven het hoofdgestel; van de oorspronkelijke tweelichten werden de middenzuiltjes in 1954 verwijderd. Asymmetrisch van opbouw, legt de gevelcompositie de klemtoon op de brede zijtravee, met een over de eerste drie bouwlagen oplopende, driezijdige erker. De drukke ornamentatie die per register verschilt, bestaat uit composietpilasters, chutes, stafwerk, spiraalfriezen, medaillons, guirlandes en strikken ontleend aan de neo-Lodewijk XVI-stijl. Het schrijnwerk en het voortuinhek zijn recent vernieuwd.
De oorspronkelijke plattegrond beantwoordde volgens de bouwplannen aan de typologie van de burgerwoning, met in dit geval gescheiden ontvangst-, privé- en praktijkruimten, verdeeld over een hoofdvolume en een lagere achterbouw met entresolniveaus. De begane grond bood achtereenvolgens ruimte aan de vestibule en de spreekkamer, een ruime hal geflankeerd door het open trappenhuis over de volledige breedte van de woning, en de keuken met washuis in de achterbouw. Op de eerste verdieping vormden het salon, de eetkamer en de veranda een doorlopende suite, aangevuld met een kleine eetkamer en de office met keukenlift. De 'sitting-room', de grote slaapkamer met 'cabinet de toilette', de badkamer en de kinderkamer namen de tweede verdieping in. Een tweede trap leidde van hieruit naar de derde verdieping met het kantoor van de architect en een tweede slaapkamer, en de attiekverdieping met een meidenkamer en een kinderspeelkamer. Bij de opdeling in appartementen ging het oorspronkelijke interieur, met name de traphal, grotendeels verloren.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Architectenwoning Victor Lebens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135898 (geraadpleegd op ).
Nummers 85, 101-103, 117, 121. Rijhuizen van drie of vier bouwlagen in neo-Lodewijk XVI-stijl met markante erker en balkons. Nummer 101 met pilasters, dakvenster onder gebogen waterlijst en met rijk decor (festoenen); topvazen en œil-de-bœuf. Nummer 121 met balusters op borstweringen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Architectenwoning Victor Lebens [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136105 (geraadpleegd op ).