Burgerhuis in vroege art-decostijl gebouwd in opdracht van de weduwe Staes-Lanthier, naar een ontwerp door architect Raymond Ceurvorst (inscriptie) uit 1922. Volgens de bouwaanvraag had Staes-Lanthier oorspronkelijk de bedoeling een geheel van twee gekoppelde woningen in spiegelbeeld op te trekken. Het aanpalende rechterpand werd echter niet in deze vorm gebouwd, maar naar een volledig nieuw ontwerp door het bureau Vanhoenacker, Van Beurden en Smolderen uit 1925. Het ontwerp behoort tot het vroege oeuvre van Ceurvorst, wiens loopbaan kort na de Eerste Wereldoorlog van start ging. Een gemeenschappelijk kenmerk van zijn eerste burgerhuizen, is de conventionele gevelcompositie in combinatie met een discrete art-deco-ornamentatie.

Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een plat dak. De sobere natuurstenen lijstgevel met een plint in arduin, wordt op de bovenverdiepingen geaccentueerd door een gegolfde bow-window met drielicht en bekronend smeedijzeren balkon. Verder vertoont de compositie een regelmatige ordonnantie, afgewerkt met een klassiek hoofgestel. De spaarzame ornamentatie is beperkt tot guirlande- en tandlijsten, een fries boven de deur, en onderdorpels op de bovenste verdieping. Het schrijnwerk van de deur en vensters in gevernist hout bleef bewaard; bij de verbouwing van souterrain tot garage werd het smeedijzeren voortuinhek grotendeels verwijderd.

Het interieur wordt op de twee hoofdverdiepingen over de volledige breedte opgedeeld door de traphal met een bovenlicht. Verder volgt de plattegrond de typologie van de burgerwoning, met oorspronkelijk de keuken in het souterrain. Volgens de bouwplannen omvat de bel-etage een spreekkamer aan de straat en een eetkamer-veranda met office aan de tuin. De eerste verdieping biedt aan beide zijden van de hal ruimte aan een salon en een slaapkamer met badkamer, de tweede verdieping aan een voorkamer en zolders.