Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van de letterkundige Pol de Mont, naar een ontwerp door zijn zoon architect Frits de Mont uit 1910. Dichter, criticus en volkskundige Pol de Mont (Wambeek, 1857-Berlijn, 1931), was de leidende figuur van de 'Vlaamse Tachtigers'. Voor zijn bundel Gedichten uit 1880, ontving hij de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde. Hij gaf les aan het Atheneum en vervolgens aan de Academie van Antwerpen, en werd er in 1904 benoemd tot conservator van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In deze periode was De Mont medeoprichter van de tijdschriften Volkskunde en De Vlaamsche Gids. Na de Eerste Wereldoorlog speelde hij een belangrijke rol in de Frontpartij, en was ook hoofdredacteur van de flamingantische krant De Schelde.
Zoon Frits de Mont was naast zijn praktijk als architect redactielid en productief auteur van het Antwerpse architectuurtijdschrift De Bouwgids, de spreekbuis van de Kring voor Bouwkunde. De woning voor zijn vader behoort tot de allereerste realisaties van de jonge de Mont, die zich vóór de Eerste Wereldoorlog eveneens liet opmerken met landhuisjes in cottagestijl.
De woning Pol de Mont is een voorbeeld van de invloed die de Duitse art nouveau in de periode kort vóór de Eerste Wereldoorlog met name in Antwerpen op onze architectuur uitoefende. Kenmerkend daarvoor zijn de opbouw, de lijnvoering en het decor van het gevelfront, en zijn robuuste materiaalgebruik. Opmerkelijk hier is de combinatie met een eerder pittoreske aan de cottagearchitectuur ontleende opvatting van de zij- en achtergevel en de dakstructuur. In De Bouwgids wijst Dirk De Vos-Van Kleef op de "eigenaardige gevelbekroning; eene lijn ietwat herinnerend aan gemoderniseeerden Duitschen Biedermeijer, nog versterkt trouwens door zijn soubassement uit onregelmatige gréssteenen vervaardigd. De eenvoudige uiterst sober behandelde gevel, steekt zeer voordelig af bij de kwistig versierde esthetiekgevels, ietwat verderop gebouwd, en waar we vroeger reeds onze ongeveinsde... bewondering over uitdrukten. Hier geen onnoodige motiefkens, geen krullekens, geen zier van dit al, maar alleen een lijn die mooi is."
Nadat in 1931 al een garage was toegevoegd in de tuin, liet een volgende eigenaar, de arts L. Rombouts een ingrijpende verbouwing uitvoeren tot dokterswoning met praktijkruimte, naar een ontwerp door architect Karel C. De Dijn uit 1955. Hierbij werd een uitbreiding gerealiseerd van twee bouwlagen over de volledige oppervlakte van het perceel, met integratie van de garage.
De rijwoning vormt de hoek met de Markgravelei, en telt drie bouwlagen en een mansarde. Horizontaal geleed rust de voorgevel op een rustieke sokkel in 'grès de la Gileppe'-breuksteen met rondboogopeningen. De bovenbouw vormt een halsvormig risaliet met een verzorgd parement in witte Savonnièresteen, bekroond met een entablement en een gegolfde waterlijst. Deze sierlijke gevelpartij is bovenaan gevat in een veld van gele baksteen, afgewerkt met de leien mansarde. Een brede driezijdige erker legt de klemtoon op de bel-etage; de ornamentatie is zuiver vormelijk van aard en beperkt tot functionele details als consoles en spuwers . In contrast met de voorgevel zijn de zij- en achtergevels in rood baksteenmetselwerk uitgevoerd, met smeedijzeren muurankers. De compositie wordt hier bepaald door rondbooglisenen, puntgevels, decoratieve schoorstenen en een complexe bedaking in rode pannen. Het eikenhouten schrijnwerk van de deur en de vensters bleef bewaard, net als het voortuintje met zijn typische tegelvloer, arduinen postamenten en zwaar smeedijzeren hek. De eigentijdse uitbreiding aan de achterzijde gebeurde met respect voor het bestaande gebouw.
De plattegrond volgt de typologie van de bel-etagewoning, met oorspronkelijk naast de inkom en het trappenhuis, een kantoor en de keuken met pomphuis en keukenlift op de begane grond. Volgens de bouwplannen vormt de bel-etage een doorlopende suite van leef- en ontvangstruimten, waarbij de grote woon- en eetkamer de straatzijde inneemt, een bibliotheek, een rooksalon en een 'opschikkamer' met toilet de tuinzijde. De hogere verdiepingen herbergen de slaapkamers en de mansardes. In 1955 onderging de benedenverdieping een verbouwing en uitbreiding tot dokterspraktijk bestaande uit een wacht-, consultatie- en onderzoeksruimte, met een nieuwe toegang in de zijgevel. Op de bel-etage verving de nieuwe keuken de 'opschikkamer', en werden een wintertuin en een kinderkamer toegevoegd.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Burgerhuis in art nouveau [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136068 (geraadpleegd op ).
Nummers 9, 27, 41, 45, 80, 84, 109, 135, 137, 139. Sobere natuurstenen lijstgevels met weinig uitgesproken decoratie verwijzend naar diverse stijlen: art deco (nummers 27, 43, 139 en 84), neo-Lodewijk XV (nummer 109) en neo-Lodewijk XVI (nummers 137, 80). Opvallend zijn de gevelbrede (overwegend gebogen) erkers op tweede bouwlaag met meestal bekronende ijzeren balkonleuning op derde bouwlaag. Diverse muuropeningen. Fraaie ijzeren deuren; nummers 9, 27 en 43 met garagepoorten op begane grond, nummer 135 naar ontwerp van R. Ceurvorst (inscriptie) met recentere rechthoekige garagepoort in kelderverdieping, nummer 84 naar ontwerp van F. De Mont (circa 1910). IJzeren afsluitingen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in art nouveau [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136097 (geraadpleegd op ).