Burgerhuis in neorégencestijl stijl gebouwd voor Ed. De Kepper, naar een ontwerp van de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1912. Het ontwerp behoort tot het vroege werk van De Coninck en Potié, die zich in 1909 hadden geassocieerd. Vóór de Eerste Wereldoorlog legden zij zowel toe op het klassieke burgerhuis in beaux-artsstijl, als op de pittoreske cottagevilla, die in de jaren 1920 zowat hun handelsmerk zou worden.
De rijwoning met een natuurstenen lijstgevel van drie traveeën, telt een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. Het klassieke gevelfront wordt horizontaal opgedeeld in een hoge sokkel met schijnvoegen, en een bovenbouw afgewerkt door het hoofdgestel. Verder vertoont de compositie een regelmatige opbouw met een omlijst korfboogportaal en steekboogvensters. Een ondiepe driezijdige erker geeft het ontvangstsalon op de bel-etage aan, deurvensters en smeedijzeren balkons markeren het privé-salon op de bovenverdieping. De cartouchesleutels en het sierlijke smeedijzer van de borstweringen zijn ontleend aan 18de-eeuwse modellen. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters bleef behouden; de garage in het souterrain is een latere verbouwing, waarbij ook het voortuinhek verdween.
De woning wordt op de twee hoofdverdiepingen over de volledige breedte opgedeeld door de ruime traphal met bovenlicht. Verder volgt de plattegrond de typologie van de burgerwoning met de gebruikelijke spreekkamer en de keuken in het souterrain, en gescheiden ontvangst- en privé-vertrekken op de verdiepingen. Volgens de bouwplannen wordt de bel-etage aan de straatzijde ingenomen door het salon, en aan de tuinzijde door de eetkamer met office, de veranda en het overdekt terras. De eerste verdieping biedt ruimte aan een privé-salon, en de grote slaapkamer met terras en badkamer; de tweede verdieping omvat twee slaapkamers, vooraan met 'cabinet de toilette' en achteraan met terras. Tot de verdere uitrusting behoort een diensttrap, een keukenlift en een meidenkamer onder het dak.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#629.