Herenhuis in neo-Lodewijk XIV-stijl gebouwd in opdracht van ingenieur Albert Mertens, naar een ontwerp door de Leuvense ingenieur-architect Emile Goethals uit 1928. Mertens en Goethals waren beiden hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Later werd het herenhuis bewoond door de zoon van de bouwheer, jonkheer Josse Mertens de Wilmars (1912-2002), advocaat, hoogleraar in Antwerpen en Leuven, CVP-volksvertegenwoordiger, rechter en voorzitter van het Europese Hof van Justitie.
De rijwoning in halfopen bebouwing vormt een geheel van twee gekoppelde stadsvilla's met de woning Van Stappen, een ontwerp door architect Edouard De Winter uit 1931. Het Antwerpse aannemersbedrijf Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh stond in voor de bouw. Onderdeel van de bouwplannen was een garage, die oorspronkelijk tegen de achterbouw aanleunde maar later werd gesloopt. De architectuur inspireert zich met een grote mate van stijlzuiverheid op het model van het vroeg-18de-eeuwse Franse hotel. Deze aanpak is typisch voor woningarchitectuur van Goethals uit het interbellum, die ook bij de wederopbouw van Leuven in de vroegere jaren 1920 veelvuldig teruggreep naar een al of niet streekeigen regionalisme vermengd met beaux-arts stijlkenmerken. In de Antwerpse stationswijk realiseerde hij kort na de woning Mertens de Heilig Hartkerk, een neoromaanse centraalbouw met een betonnen koepel.
Het gebouw telt twee bouwlagen onder een steil mansardedak (leien), en is opgetrokken in baksteenbouw. Enkel voor het voornamer, vier traveeën brede gevelfront aan de straatzijde, werd een volledig natuurstenen parement toegepast. Deze symmetrische compositie is klassiek opgebouwd uit een plint en twee horizontale registers, afgewerkt door de brede kwartholle kroonlijst. Hoek- en gekoppelde middenpilasters bepalen het verticale ritme van zowel de met schijnvoegen belijnde begane grond, als de door composietkapitelen gemarkeerde bovenverdieping. De vlak omlijste steekboogvensters met rankwerksleutel, de dakkapellen met voluten, en het medaillon met guirlande op de middenpenant dragen verder bij tot het pseudo-18de-eeuwse karakter. Het overhoekse Mariabeeld behoort tot het oorspronkelijke gevelontwerp. Zij- en achtergevels zijn eenvoudiger van opzet, waarbij geblokte pilasters en oeuils-de-boeuf het inkomportaal en de dienstingang aangeven. Het houten schrijnwerk van de deur en de vensters met kleine roedeverdeling bleef behouden, evenals het smeedijzeren voortuinhek met arduinen postamenten.
De plattegrond volgt de conventionele typologie van de woning voor de vermogende burgerij, uitgerust voor inwonend personeel. Volgens de bouwplannen is het interieur georganiseerd rond de centrale traphal met bovenlicht, die de woning in de breedte opdeelt. Aan de straatzijde bevinden zich het salon en het kantoor, aan de tuinzijde de eetkamer en de woonkamer, waarbij de keuken, de diensttrap en de office aansluiten. Vijf slaapkamers en de badkamer nemen de bovenverdieping in, vier overige slaapkamers en een studeerkamer het mansardeniveau, met de zolder in de nok.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1931#38935 en 1931#39652; foto GP#2610.
- S.n. 1930: Entreprise Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh Société Anonyme. Exposition Internationale d’Anvers 1930, Antwerpen, s.p.