Herenhuis in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van Jean Sobry, naar een ontwerp van architect Florent Humblet uit 1929. De rijwoning in halfopen bebouwing vormt een geheel van twee gekoppelde stadsvilla’s met de woning Louis Pieters, een ontwerp van architect Jos. Somers uit 1939. De bouwheer is mogelijk Jean Sobry (1882-1956), afkomstig uit Hasselt, beheerder van de firma Spiers en de Congolese Aandelenmaatschappij, wiens grafmonument op de begraafplaats van Berchem een brons draagt van beeldhouwer Paul Sobry, wellicht zijn zoon. Het zou een verklaring kunnen zijn voor de ruime tentoonstellingszaal, die deel uitmaakt van het oorspronkelijke bouwprogramma (zie verder). Het ontwerp is enigszins verwant met de woning Sunny Home, een vroege realisatie van Humblet uit 1910 in de Arthur Goemaerelei. De beaux-artsstijl is het gemeenschappelijk kenmerk van al zijn gekende realisaties in Antwerpen, zowel uit de periode vóór als na de Eerste Wereldoorlog.
Het vrij imposante gebouw telt twee bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien), en is opgetrokken in baksteenbouw. Enkel voor het voornamere gevelfront aan de straatzijde en het risaliet in de zijgevel, werd een volledig natuurstenen parement toegepast. De weelderige architectuur wordt gekenmerkt door een levendig silhouet, en een eclectische vermenging van stijlkenmerken ontleend aan de Vlaamse barok en de Franse Lodewijk XIV-stijl. De compositie van beide gevelzijden legt de klemtoon nadrukkelijk op de middenas die doorloopt in een breed dakvenster met voluten, terwijl een ronde erker de hoek accentueert. Het risaliet van de voorgevel, dat vanaf een bow-window wordt gemarkeerd door een oplopende boognis met drielichten, heeft een rijk bewerkte cartouche en consoles als bekroning; in de zijgevel trekt vooral het brede korfboogportaal met zijn smeedijzeren luifel in waaiervorm de aandacht. Opmerkelijk is het verschil in vormgeving van het overige smeedijzer: in geometrische art deco voor het voortuinhek en de vleugeldeur waarin de initiaal S van de bouwheer is verwerkt, en in krullende Lodewijk XIV-stijl voor de balkonborstweringen. Het houten schrijnwerk, oorspronkelijk met glas-in-loodramen in de hoekerker, werd vernieuwd.
De plattegrond volgt de conventionele typologie van de woning voor de vermogende burgerij, uitgerust voor inwonend personeel. Een ruime traphal met bovenlicht deelt de woning over de volledige breedte op. Volgens de bouwplannen wordt de straatzijde op de begane grond ingenomen door het fumoir, en de tuinzijde door de eetkamer geflankeerd door de diensttrap en de office met keukenlift. Een lage aanbouw herbergt de keuken en een tentoonstellingszaal met bovenlicht, die via een driezijdig portaal aansluit op het terras. De bovenverdiepingen omvatten telkens drie slaapkamers, met de twee badkamers in de hoekerker. De garage achterin de tuin maakt deel uit van het oorspronkelijke bouwprogramma.