De pier, aangelegd in 1902, is de grootste van de site en vormt een beeldbepalend element dat als een baken de locatie van Petroleum-Zuid aangeeft aan en vanop het water. De pier bevindt zich ter hoogte van en parallel met de Petroleumkaai, langs één van de destijds eerst ontwikkelde loten (lot A), en loopt vanaf ongeveer de T-vormige kruising met de Naftaweg tot aan de opslagmagazijnen van Gulf Q8.
Eén van de eerste infrastructuurwerken op Petroleum-zuid in 1902 was de aanleg van een zogenaamd ‘petroljetty’ of ‘jettypier’ aan de Petroleumkaai, ongeveer ter hoogte van lot A, één van de eerst ontwikkelde loten. Een ‘jettypier’ is een lange smalle constructie die het land verbindt met diep water voor het aanmeren en lossen van schepen, in de context van Petroleum-Zuid bedoeld voor het aanmeren van tankers en de overslag van petroleum naar de bedrijven op de site. Hoofdingenieur en directeur van openbare werken Gustave Royers tekende de plannen in 1900. Het bouwwerk, bestaande uit een brug van circa 300 meter op veertien pijlers parallel met de Scheldeoever, werd uitgevoerd door de Antwerpse aannemers H. Hersent et fils (de pijlers, voltooid in 1901), G. Van Bergen (afwerking van de pijlers en de brug, voltooid in 1903) en Grondel et frères uit Gent (gewapend beton). De vijf pijpleidingen bestaande uit gietijzeren buizen, vermoedelijk van het Duitse bedrijf Mannesmann, die de pier aanvankelijk verbonden met de petroleuminstellingen werden in 1903 aangelegd en zaten ingebed in de constructie. Op 3 augustus 1903 meerde de eerste tanker aan. Dankzij de mogelijkheid om met drie tankers tegelijk te kunnen aanmeren en het lossen via pijpleidingen en pompsystemen, was de oorspronkelijke pierlengte voldoende om de bedrijven tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog te kunnen bevoorraden. De ruimte tussen de kaai en de pier werd gebruikt door kleinere binnenschepen waarin de olie rechtstreeks van de tankers kon worden overgetankt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er op Petroleum-Zuid geen activiteit omdat de aanvoer van petroleum stillag. Vanaf 1919 nam de activiteit van de haven opnieuw een snelle uitbreiding en werd de pier hersteld van oorlogsschade. Tijdens de laatste uitbreidingscampagne van Petroleum-zuid in de jaren 1930 werd overgeschakeld op bovengrondse pijpleidingen en werd zuidwestwaarts een bijkomende aanlegsteiger aangelegd om de toenemende drukte aan de pier op te vangen. In 1937 werd ten oosten van de pier een aparte meerstoel bijgeplaatst door de firma Delens. In 1962 werd voor de resterende bedrijven op de site door de stad in zuidwestelijke richting een derde steiger aangelegd voor tanklichters.
De pier is licht convex en bestaat uit installaties in het water en op de kaai. In de Schelde staan veertien pijlers van baksteenmetselwerk waarvan het bovengedeelte werd afgewerkt met een natuurstenen parement van gehamerde ‘petit granit’ (vermoedelijk van Soignies): de twee uiterste pijlers zijn driezijdig en meten 8,15 meter op 9,10 meter. De twaalf tussenliggende ovale pijlers meten 8,15 meter op 5 meter. Op de pijlers ligt een (voetgangers)brug van gewapend beton waarin de oorspronkelijke pijpleidingen (type Mannesmann) vermoedelijk nog vervat zitten. Met een onderlinge afstand tussen de pijlers van 17,50 meter, heeft de totale pier een lengte van 301,60 meter waardoor indertijd drie tankers tegelijk konden aanmeren. De pijlers zijn voorzien van kraagstenen, houten stootbalken, smeedijzeren trapladders en/of aanmeerringen op verschillende hoogtes. Met uitzondering van de meest zuidelijke pijler, is het brugdek van de pier later bedekt met een asfaltlaag. Over de volledige lengte van de pier bevinden zich meerpalen van hetzelfde type als op de kaaimuren, namelijk meerpalen (vermoedelijk van staal) met een knopvormige verdikking, alsook de gaten, vloerplaten en/of kraanarmen van de zogenaamde ‘Davits’, waarvan slechts enkele oudere exemplaren bewaard bleven. De huidige verlichtingspalen en de leuning van palen met kettingen vervangen de originele. De zijkanten van de betonnen brug zijn, telkens centraal tussen twee pijlers, versierd met het stadswapen van Antwerpen welke sporadisch bewaard bleven. Naast recente pijpleidingen, bleven de in onbruik geraakte pijpleidingen van circa 1937 bewaard. De pier is verbonden met de kaai via een betonnen brug aan de oostzijde waarnaast de voormelde pijpleidingen een oversteek maken. Meer zuidwaarts zijn de vroegere bruggen vervangen door één stalen passerelle die uitgeeft op een platform en waarboven nieuwe nog operationele pijpleidingen lopen. Aan kaaizijde bevinden zich twee betonnen platformen op een opengewerkte onderbouw. De platformen zijn betegeld, belegd met kiezels en/of met gras begroeid door onbruik. Deze platformen zijn voorzien van meerpalen, de onderbouw van stootbalken en trapladders.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/11002/124.1, De jettypier van Petroleum-Zuid.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2014: Petroleumpier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170974 (geraadpleegd op ).
Aan de Petroleumkaai liggen drie pieren, aangelegd voor het aanmeren van schepen ter hoogte van Petroleum Zuid. De meest noordelijke pier is de oudste, aangelegd rond 1900-1902, en de grootste van de drie. Het is één van de oudste constructies op Petroleum Zuid en is tevens één van de oudst gekende betonconstructies in Vlaanderen. Deze "petroljetty", die met leidingen rechtstreeks aangesloten is met de petroleumtanks op het terrein, is een unicum in de Antwerpse haven.
Petroleum Zuid is een havengebied aan de zuidelijke rand van Antwerpen, op de rechteroever van Antwerpen. Het terrein, waarvoor een deel van de Hobokense polder werd onteigend en bij Antwerpen gevoegd, werd in 1902 in gebruik genomen. Eén van de eerste infrastructuurwerken die plaatsvonden, was de aanleg van een petroleumpier. Hoofdingenieur en directeur van openbare werken G. Royers tekende de plannen. De bouw van de pier, alsook van de kaaimuren, werd uitgevoerd door de Parijse aannemer Hersent et fils. De passerelle die de pylonen verbindt, is uitgevoerd door aannemer van openbare werken G. Van Bergen uit Antwerpen. De pier zelf werd in 1902 afgewerkt en de vijf pijpleidingen die de pier met de petroleuminstellingen moesten verbinden, werden in november 1903 opgeleverd. De eerste tanker meerde al op 16 augustus 1903 aan bij de nieuwe pier. De pier was tot in het interbellum groot genoeg om alle bedrijven op Petroleum Zuid te bevoorraden.
De petroleumpier is gelegen aan de Petroleumkaai, in het zuiden van Petroleum Zuid, ter hoogte van Lot A. De pier bestaat uit een aantal installaties op de kaai en een aantal in het water. In de Schelde, zijn 14 betonnen pijlers met natuurstenen parement geplaatst. De twee uiterste pylonen zijn driezijdig en meten 8,15 meter op 9,10 meter. De twaalf tussenliggende ovale pijlers meten 8,15 meter op 5 meter. Met een onderlinge afstand van 17,50 meter, heeft de totale pier een lengte van 301,60 meter, waardoor drie tankers tegelijk kunnen aanmeren. De pijlers zijn met elkaar verbonden door een rechthoekige brug van ijzercement, waarin de oorspronkelijke pijpleidingen zijn vervat. Over de volledige lengte van de pier zijn meerpalen aanwezig. Op de kaai staan twee platformen, met de pier verbonden via twee bruggen. De oostelijke brug is in beton, de westelijke was in smeedijzer maar is vervangen. De pier is licht convex. De oorspronkelijke pijpleidingen zijn in het betonnen brugdek vervat.
Auteurs: Hooft, Elise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Hooft E. 2011: Petroleumpier [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136804 (geraadpleegd op ).