erfgoedobject

Bovengrondse pijpleidingen

bouwkundig element
ID
213459
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213459

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

In 1902 werd de jettypier aangelegd die zorgde voor de overslag van petroleum van de tankers naar de bedrijven op de site van petroleum-zuid. Al vanaf 1903 werd de petroleum van aan de pier via leidingen rechtstreeks naar de opslagplaatsen van de verschillende bedrijven gepompt. In de beginfase was de pierconstructie voorzien van vijf pijpleidingen, gietijzeren leidingen van het type Mannesman (een Duits metaalindustriebedrijf met hoofdvestiging in Düsseldorf), die over het hele terrein ondergronds doorliepen.

In een herhaaldelijk schrijven aan het college van burgemeester en schepenen, wijst de ‘Groupement des Importateurs d’ Huiles Minérales en Vrac’ eind 1936 - begin 1937 op de slechte staat van de bestaande leidingen en vraagt met aandrang om een vernieuwing. Volgens Kinart, hoofdingenieur-bestuurder van het bestuur der havenwerktuigen, was de voornaamste reden dat de bestaande leidingen uit circa 1903 niet meer voldeden aan de ‘hedendaagse’ eisen. Men opteerde voor een overschakeling van een ondergronds netwerk van leidingen naar bovengrondse pijpleidingen in de vorm van stalen vakwerkportieken, een constructie die het probleem van de bodemverontreiniging ten gevolge van ondergrondse lekken oploste, dat een dubbel gebruik mogelijk maakte als bevestiging voor elektrische geleiders en bovendien makkelijker te herstellen en te onderhouden was. De nieuwe pijpen dienden overwegend van gelast staal te zijn, voorzien van afsluitingen met een klepsysteem (in plaats van een schuifsysteem) en tapkranen. De installatie zou voorzien worden van een tiental kleppentorens en een bedieningstoren, alle met een ledigingsput.

Bewaarde plannen (gedateerd 12/3/1937), gesigneerd door ingenieur H. Clerckx en voorgedragen door hoofdingenieur-bestuurder Kinart (op 18/3/1937) tonen een uitgetekend tracé van de bovengrondse pijpleidingen dat nog sterk overeenstemt met het huidige. In de legende worden de diverse onderdelen van de installatie onderscheiden en benoemd. Het ontwerp was uitgetekend voor vijf pijpleidingen, met de mogelijkheid dit aantal nog uit te kunnen breiden. De openbare aanbesteding vond plaats op 17/9/1937 en werd in december van dat jaar toegewezen aan de S.A. d’ Entreprises R. Bona & Cie (Antwerpen). De werken werden uitgevoerd van 14/2/1938 tot 20/5/1939.

Hoewel heel wat leidingen intussen verwijderd zijn, zijn de resterende nog over een voldoende grote afstand bewaard om een beeld te geven van de vroegere capaciteit van Petroleum-Zuid.

Beschrijving

De bovengrondse pijpleidingen vormen - mede door hun lengte en verhoogde positie - een zeer herkenbaar en het meest beeldbepalende element in het industrieel landschap van Petroleum- Zuid. De leidingen starten aan de petroleumpier (Petroleumkaai), lopen in oostelijke richting langsheen de Petroleumkaai (tot iets voorbij Oude Veer), in zuidelijke richting langsheen de Naftaweg tot vóór de gebouwen van International Oil, waar ze in oostelijke richting de Lakweg inslaan om dan op het einde van deze weg verder in zuidelijke richting langsheen de Mazoutweg te lopen.

De installatie van de bovengrondse pijpleidingen is één van de infrastructuren op de site in functie van de overslag van petroleum, destijds aangelegd over het volledige terrein en van belang voor alle bedrijven op de site. Vanaf de petroleumpier zorgden de leidingen voor de rechtstreekse toevoer van de tankers naar de opslagtanks van elk individueel bedrijf alsook voor de verder interne verdeling.

De bovengrondse pijpleiding bestaat uit een bundel van een variërend aantal gelaste stalen buizen die op een hoogte van ongeveer vijf meter boven de berm loopt. De leidingen worden gedragen door stalen vakwerkportieken, op een regelmatige afstand van elkaar geplaatst. Deze zijn geschilderd (loodmenie-aluminiumverf?) en genummerd en bestaan telkens uit twee kolommen op een betonnen sokkel en één ligger, al dan niet voorzien van een bliksemafleider. Vier buizen liggen op de ligger (eikenhouten balk), drie hangen aan de ligger (stalen beugels). Op regelmatige afstand zijn de portieken hoger uitgevoerd met een spitsvormige beëindiging, versterkt met schuin geplaatste kolommen die dienen als steunberen en bovenaan voorzien van een tweede horizontale ligger bedoeld voor de geleiding van de elektrische bovenleiding (witte isolatoren). De installatie werd uitgerust met een bedieningstoren aan het begin van het ‘luchttracé’ en kleppentorens. Deze complexer uitgewerkte vakwerkportieken (sommige zijn nog genummerd) vormden telkens een knooppunt voor diverse aftakkingsmogelijkheden. Binnen dit type bestaan verschillende varianten, zoals ook te zien is op de legende op de voormelde bewaarde plannen. De torens bestaan doorgaans uit een viertal rechte kolommen op betonnen sokkel en al dan niet schuin geplaatste kolommen (steunberen), waartussen zich meestal twee werkvloeren bevinden, oorspronkelijk van geperforeerde plaat, en te bereiken via een trapladder en afgezet met een reling. Op deze kleppentorens werden de aftakkingen geregeld door middel van kleppen met verschillende diameter en bedieningswielen. Onderaan elke ‘toren’ bevindt zich een gebetonneerde ledigingsput.

  • Stadsarchief Antwerpen, Archief Autonoom Havenbedrijf Antwerpen, MA-HB # 8953.

Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/11002/123.1, Bovengrondse pijpleidingen.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bovengrondse pijpleidingen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213459 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.