Zes Britse militaire constructies tegen de zuidwestelijke flank van de Scherpenberg, op grondgebied Heuvelland (Loker).
De Scherpenberg vormt één van de getuigenheuvels in Heuvelland, ontstaan als gevolg van geologische activiteiten miljoenen jaren geleden. Om en rond de Scherpenberg zijn eveneens belangrijke archeologische vondsten uit de prehistorie gedaan, die dateren tot rond 3000 B.C. (midden-Neolithicum).
Reeds in 1622 is er sprake van een houten korenmolen en een pachthoeve op de top van de Scherpenberg. In 1794 wordt die molen door Franse soldaten vernield. De molen wordt heropgebouwd, maar wordt op 9 december 1800 door een hevige storm opnieuw platgelegd. In 1840 komt de molen in het bezit van de familie Van Elslande. In 1914 bestaat een groot deel van de hoeve nog uit vakwerkbouw. De laatste molenaar, Charles-Louis Van Elslande, dient de molen te verlaten wegens het oorlogsgeweld.
Aanvankelijk is de zuidwestelijke zijde van de heuvel niet bebost, mogelijk omwille van de windvang van de molen op de heuveltop. Tot in de jaren 1960 fungeert deze zuidwestelijke zijde als weiland. Nadien verbost het gebied, deels spontaan, deels door aanplantingen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog blijft de Scherpenberg in geallieerde handen. De eerste oorlogsjaren ligt de heuvel op een relatief veilige afstand van het front: het front ligt ongeveer zes kilometer meer oostwaarts, na de Mijnenslag van 7 juni 1917 is dat tien kilometer.
Tijdens het Duitse Lente-Offensief (voorjaar 1918) komt de heuvel heel dicht bij de frontlijn te liggen. Samen met de Kemmelberg vormt de Scherpenberg één van de laatste natuurlijke hindernissen om de Duitse opmars naar zee te beletten.
Op 25 april 1918 wordt de Kemmelberg veroverd op de Franse bezetters, die zich op de Rodeberg en de Scherpenberg dienen terug te trekken. Het Duitse Alpenkorps vervolgt zijn weg langs de Kemmelbeek. Als ze diezelfde avond aanstalten maken om de Scherpenberg te bestormen, krijgen ze echter het bevel achter de Kemmelbeek stelling in te nemen en de aanval uit te stellen. Hierdoor kunnen de resterende Franse eenheden zich reorganiseren en een nieuwe verdedigingslijn vormen. Het vervolg van de Duitse aanval, gepland op 26 april om 9u ’s morgens, wordt uitgesteld omdat de Duitse stormtroepen nog onvoldoende georganiseerd zijn en de bevoorrading achterop loopt.
Op 29 april wordt het Duitse offensief hervat. De aanval focust zich op de sector Loker-Scherpenberg. Na zeer intensieve bombardementen tijdens de nacht van 28 op 29 april trekt de Duitse infanterie ten strijde. Daar de geallieerde artillerie vrij ongeschonden de bombardementen overleefd heeft en de linies veel beter bezet zijn, slagen de Fransen er in stand te houden. Het Duitse offensief loopt vast.
Tijdens de zogenaamde ontzettingsgevechten (18 augustus – 6 september 1918) kunnen de geallieerden de in het voorjaar verloren gebieden heroveren, onder meer in de omgeving van de Scherpenberg. Op 30 augustus laten de Duitsers de Kemmelberg bijna volledig onbewapend en onbemand achter en trekken zich terug richting Wijtschate en Mesen. Op 5 september wordt de Kemmelberg definitief heroverd, de 6de september bevinden de Duitsers zich opnieuw op de heuvelkam van Mesen, net zoals in de periode november 1914 – begin juni 1917.
De Scherpenberg vormt voor de geallieerden gedurende de oorlog een belangrijke observatiepost. Van hieruit kan het krijgsgebeuren in de Wijtschateboog geobserveerd worden (onder meer King George V zou op 14 augustus 1916 van hieruit de omgeving in ogenschouw nemen). De molen op de heuveltop zou pas op 25 april 1918, tijdens de Slag om de Kemmelberg, in brand geschoten worden.
Op en rond de heuvel worden in de ‘rustiger’ periodes verschillende kampementen (waarschijnlijk tentenkampen) opgetrokken. Hier zou ook een schaalmodel opgesteld staan van de Duitse stellingen op de heuvelkam Wijtschate-Mesen, ter voorbereiding van de Mijnenslag van 7 juni 1917.
In de loop van 1915 worden er op de zuidwestelijke flank zes militaire posten uitgebouwd. Ze vormen één van de vroegste betonnen Britse militaire constructies uit de oorlog. Tijdens de ontzettingsgevechten worden de militaire posten gebruikt door mitrailleureenheden van de Amerikaanse 27ste divisie.
Uit één van de constructies vertrekt een ondergrondse communicatielijn naar het midden van de heuvel. Over de uitgebouwde ondergrondse infrastructuur is weinig geweten. De geallieerden zouden in 1917 plannen hebben voor de aanleg van twee uitgebreide ondergrondse schuilplaatsen voor reservetroepen, bestaande uit twee tunnels en galerijen. Eén tunnel zou effectief gegraven en afgewerkt zijn.
Zes betonnen militaire constructies, verspreid over een afstand van 41,30 meter. De meest linkse constructie is dieper dan de vijf andere constructies en bevat een zichtbaar stuk communicatiekabel in de richting van de heuvel.
Bij de bouw van de constructies is gebruik gemaakt van elephant plates, typische zware golfplaten, waarop het betonnen dak is gegoten. De dakstructuur is maximaal één meter dik. Boven de normale dakbedekking van gemiddeld 40 cm ligt ongeveer 40 cm aarden ophoging, waarop vervolgens een tweede gietlaag is aangebracht van ongeveer 20 cm. De golfplaten zijn nu verdwenen, maar de afdrukken ervan zijn zichtbaar in de betonnen plafonds.
De voor- en achtermuren zijn uitgewerkt in rode baksteen. Aan de achterzijde (kant heuvel) zitten (afdraaiende) trappen, waartegen beton gestort is, met platte ijzeren verankeringen van vier cm breed tussen het metsel- en gietwerk. De middelste vier constructies bevatten een gemetste uitgang met trappen in twee richtingen, de twee uiterste constructies in telkens één richting. Het niveauverschil tussen deze toegangen en de eigenlijke constructies is gemiddeld 1,5 meter.
Vermoedelijk was er oorspronkelijk aan de oostelijke zijde (kant heuveltop) een al dan niet overdekte loopgraaf aanwezig, die de uitgangen van de verschillende constructies met elkaar verbond.
Bron: Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen, Beschermingsdossier 4.001/33039/103.1, Zes Britse militaire posten (WO I) Scherpenberg (DECOODT H., 2012)
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2012: Zes Britse militaire posten Scherpenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/370190 (geraadpleegd op ).
Locatiebeschrijving
Zes Britse schuilplaatsen, gelegen tegen de westflank van de Scherpenberg, een heuvel van 125 meter hoogte op circa 1250 meter ten noordoosten van Loker. De Scherpenberg wordt langs 3 kanten omgeven door de Dikkebusstraat en de Scherpenbergweg. De constructies bevinden zich te midden het bos en zijn niet zichtbaar vanaf de weg.
Historische Achtergrond
De Scherpenberg is 1 van de 4 "getuigenheuvels" in de gemeente Heuvelland: ze getuigen van de geologische activiteiten miljoenen jaren geleden. Om en rond de Scherpenberg werden eveneens diverse belangrijke archeologische vondsten uit de prehistorie gedaan, die dateren tot circa 3000 jaar Voor Christus (midden Neolithicum).
Reeds in 1622 was er sprake van een houten korenmolen en een pachthoeve op de top van de Scherpenberg. In 1794 werd de molen door Franse soldaten vernield. De molen werd herbouwd, maar werd op 9 december 1800 door een hevige orkaan opnieuw platgelegd. In 1840 kwam de molen in het bezit van de familie Van Elslande. In 1914 bestond een groot deel van de hoeve nog uit vakwerkbouw. De laatste molenaar, Charles-Louis Van Elslande, diende de molen te verlaten wegens het oorlogsgeweld.
De Scherpenberg met de molen fungeerde tijdens de oorlog vanwege zijn hoogte en zijn relatief veilige ligging achter het front als belangrijk observatiepunt. Van hieruit kon het krijgsgebeuren in de Wijtschateboog geobserveerd worden, wat onder meer gebeurde door de Britse koning George V op 14 augustus 1916. In de loop van 1915 (hoogstwaarschijnlijk tijdens de zomer van 1915) werden de 6 constructies tegen de westelijke flank gebouwd, waardoor ze behoren tot de vroegste Britse betonwerken in de regio. Uit 1 ervan vertrok er een ondergrondse communicatielijn naar het midden van de berg. Over het ondergronds systeem zijn de archieven karig met informatie. Pas op 25 april 1918, toen het Duitse Lente-Offensief losbarstte, werd de molen in brand geschoten.
Na de oorlog werden de molen en de hoeve niet meer herbouwd. De berg werd voor slechts 40.000 frank verkocht aan de Vlamertingse familie Veys. Deze familie liet in 1938 met de stenen van de verdwenen hoeve een kleine cottage bouwen op de teerlingen van de molen.
Kenmerken
Zes betonnen constructies tegen de westflank van de Scherpenberg gebouwd, over een afstand van circa 41 meter. Bij de bouw van de constructie werd gebruik gemaakt van gegoten beton en rode baksteen. Het dak is telkens gegoten op "olifantenplaten", gebogen golfplaten met brede golving, waarvan binnenin de afdrukken nog steeds aanwezig zijn. De dakstructuur is maximaal 1 meter dik. Boven de normale bedaking van gemiddeld 40 centimeter ligt circa 40 centimeter aarden ophoging en vervolgens een tweede gietlaag van circa 20 centimeter. Het grootste deel van deze dakstructuur is verloren gegaan.
Voor de toegang is telkens een bakstenen muurtje gemetst. Aan de achterkant bevinden zich uitgangen, met (afdraaiende) trappen, waarbij eveneens baksteen gebruikt werd. Een deel van de baksteenbouw, vooral aan de zuidwestkant (bij de toegangen), is afgebroken, toen de golfplaten na de oorlog uitgebroken werden. De gemetste toegangen aan de oostkant zijn vrij goed bewaard gebleven. De middelste 4 constructies hebben een gemetste uitloper in 2 richtingen, de uiterste constructies in 1 richting. Het niveauverschil tussen deze toegangen en de eigenlijke schuilplaatsen is gemiddeld 150 centimeter. De eerste constructie is langer dan de 5 andere.
Bron: WOI Relict (1319): 6 Britse schuilplaatsen Scherpenberg (Loker - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. 2003: Zes Britse militaire posten Scherpenberg [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136401 (geraadpleegd op ).