Burgerhuis in cottagestijl gebouwd in opdracht van juffrouw A. Lile, naar een ontwerp van architect Daniël Rosseels uit 1910. De rijwoning werd tot 1937 geflankeerd door twee stilistisch verwante stadsvilla’s in halfopen bebouwing die samen de zuidflank van de rotonde uitmaakten aan de Bosmanslei: links een gelijktijdig opgetrokken herenhuis door architecten Laurent Duvivier en Adolphe Van Coppernolle, rechts het herenhuis Van den Bergh-Bik door architect Albert Gondrexon uit 1907, dat in 1937 werd gesloopt voor een appartementsgebouw. Op de flankerende zijde van de rotonde had Rosseels twee jaar eerder zijn eigen woning gebouwd, als onderdeel van een geheel van drie burgerhuizen.

De woning Lile behoort tot het vroege oeuvre van Daniël Rosseels, die van 1904 tot 1906 geassocieerd was met zijn schoonbroer Joan Coninck Westenberg. Als hun belangrijkste gezamenlijke realisatie geldt de art-nouveau-margarinefabriek Albers Creameries Limited in de Lange Leemstraat. Vanaf 1910 kwam die architect, die kort na de Eerste Wereldoorlog, in 1923, vroegtijdig zou overlijden, haast exclusief onder invloed van de beaux-artsstijl. Het dubbelhotel Van Tichelen-Schobbens in de Jan Van Rijswijcklaan toont zijn voorkeur voor het neorococo.

Het gebouw met een lijstgevel van twee ongelijke traveeën, omvat drie bouwlagen en een pseudo-mansarde. De gevel is opgetrokken in sobere baksteenbouw op een volledig natuurstenen sokkel, waarin het rondboogportaal met lantaarn de aandacht trekt. Zoals in het aanpalende pand beperkt het cottagekarakter zich voornamelijk tot enkele bescheiden vormkarakteristieken zoals de geveltop. Uit het smeedwerk en het profiel van de waterlijsten en lekdrempels blijkt dan weer een discrete art-nouveau-inslag eigen aan het vroege werk van Rosseels. De compositie legt de klemtoon op de brede zijtravee, die wordt bekroond door een houten puntgevel in stijl en regelwerk uitlopend in een tweezijdig erkertje. Bepalend is de brede driezijdige erker met een houten bovenbouw en balkon, die oploopt over de eerste twee bouwlagen, en aansluit bij een korfboogdrielicht. Daar waar het deur- en vensterschrijnwerk werd vernieuwd, bleef het smeedijzeren voortuinhek bewaard.

De plattegrond volgt de typologie van de bel-etagewoning, met oorspronkelijk een spreekkamer en de keuken op de lage begane grond. Volgens de bouwplannen deelt de ruime traphal met bovenlicht de woning over de volledige breedte op, ontdubbeld door een diensttrap. Het salon neemt de straatzijde van de bel-etage in, en de eetkamer met een breed overstekende erker de tuinzijde. Ook de bovenverdieping bestaat uit een voor- en een achterkamer met 'cabinet de toilette' of badkamer; twee meidenkamers en de zolder bevinden zich onder het dak.

Nummers 7-9, 10, 18, 22, 27. Burgerhuizen uit het eerste kwart van de 20e eeuw met cottage- en art-nouveau-elementen.

Nummers 7-9: bouwmeesterswoningen van J. Coninck-Westenberg en R. en F. Vaes, ontwerp van 1907, uitgevoerd in 1908. Nummer 10 van dezelfde architecten van 1909 en nummer 18 van 1910 naar ontwerp van D. Rosseels. Bakstenen woonhuizen, halfopen bebouwing of rijhuizen (nummers 7 en 18), van twee à drie bouwlagen onder complexe pannen zadeldaken, verspringende lijstgevels met markerende puntgevels, houten windborden en erkers. Decoratief gebruik van art-nouveaumotieven bij nummer 7 (balkonleuningen) en nummer 18 (vensteromlijsting). Rechthoekige en rondboogvormige muuropeningen. Recente garages op nummers 7 en 27.