Herenhuis in cottagestijl waarvan de bouwplannen uit 1908 zijn gesigneerd door architect Richard Vaes. De sterke overeenkomst met de één jaar latere hotel Marsily aan de overzijde van de straat, die aan het architectenbureau van Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg wordt toegeschreven, doet ook hier een medewerking van zijn zoon en schoonzoon vermoeden. Opdrachtgever was de scheepsmakelaar Charles Francis Magée (°Great Crosby, 1867), afkomstig uit de regio Liverpool, die zich in 1893 vanuit zijn geboorteplaats in Antwerpen gevestigd had, als werknemer voor de firma John P. Best. Hij huwde er in 1897 met Maria Rosalia Wilhelmina Van Hertsen (°Antwerpen, 1869), en was ten tijde van de bouw kaderlid van de firma van zijn schoonbroer Hubert Debenham & Cie, agent in transatlantische scheepvaartlijnen.
De schoonbroers Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg waren vóór de Eerste Wereldoorlog geassocieerd in een gezamenlijke praktijk die een kantoor deelde met vader Richard Vaes, vermoedelijk officieel de hoofdaansprakelijke van het architectenbureau. De rijwoning in halfopen bebouwing beantwoordt aan het type van de stadsvilla, dat in de Bosmanslei en de Van Putlei het merendeel van de bebouwing uitmaakt. De pittoreske architectuur onder invloed van de Engelse 'Old English'-stijl, koppelt traditionele en regionalistische stijlkenmerken aan een op huiselijkheid gerichte vernieuwing van de wooncultuur, een aspect dat eveneens op de jonge Vaes en Coninck Westenberg lijkt te wijzen. Vergelijkbaar zijn de huizen van der Groen en Engeringh in de Bosmanslei en de Van Putlei. Opmerkelijk is wel dat de bouwplannen mogelijk per vergissing in spiegelbeeld zijn opgesteld, en bovendien licht afwijken van de uitgevoerde constructie.
Het gebouw op een rechthoekige plattegrond omvat drie bouwlagen, onder een complex zadeldak (pannen). Opgetrokken in rood gevoegde baksteenbouw, schaars verwerkt met natuursteen, wordt het karakter in grote mate bepaald door het houtwerk van de drie puntgevels. De typische kenmerken van de cottagestijl, geïnspireerd op 16de-eeuwse Engelse renaissance-voorbeelden, worden tot een vrijwel symmetrische compositie verwerkt. In die zin wijkt de architectuur af van de latere woning Marsily, die van een vrijer, meer organische vormstreven getuigt. De gevelopstand strekt zich over de drie gevelzijden van het volume uit, met slechts kleine variaties in de behandeling van de voor- en de achterbouw. Ook de vensterordonnantie volgt per gevelzijde een regelmatig schema, telkens met de klemtoon op de middenas, dat daarom niet minder de indeling van het interieur weerspiegelt. De voorgevel wordt bekroond door een houten puntgevel in stijl en regelwerk met windborden, die rust op hoekpostamenten. De meervoudige kruiskozijnen met natuurstenen monelen kragen centraal uit tot ondiepe bow-window of erker. In de zijgevel met vooral tweelichten flankeren twee gelijkaardige puntgevels, waarvan een in houtbeschot het middenrisaliet. Het inkomportaal is hier gevat in eenzelfde kruiskozijn; gekoppelde rondboogdeuren beantwoorden aan de dienstingang en een buitentoilet. Het houten schrijnwerk van deuren en vensters met typische glas-in-loodramen bleef integraal bewaard, net als het smeedijzeren voortuinhek. De garage is een latere toevoeging.
De plattegrond volgt het type van de bel-etagewoning, en wordt over de volledige breedte opgedeeld door de ruime traphal met bovenlicht. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond vooraan ruimte aan de keuken, en achteraan aan een biljartzaal. Op de bel-etage maakt de traphal integraal deel uit van een doorlopende suite van woonvertrekken, met het salon aan de straatzijde en de eetkamer aan de tuinzijde. De bovenverdieping en het dakniveau omvatten telkens twee slaapkamers.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Herenhuis in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136916 (geraadpleegd op ).
Nummers 7-9, 10, 18, 22, 27. Burgerhuizen uit het eerste kwart van de 20e eeuw met cottage- en art-nouveau-elementen.
Nummers 7-9: bouwmeesterswoningen van J. Coninck-Westenberg en R. en F. Vaes, ontwerp van 1907, uitgevoerd in 1908. Nummer 10 van dezelfde architecten van 1909 en nummer 18 van 1910 naar ontwerp van D. Rosseels. Bakstenen woonhuizen, halfopen bebouwing of rijhuizen (nummers 7 en 18), van twee à drie bouwlagen onder complexe pannen zadeldaken, verspringende lijstgevels met markerende puntgevels, houten windborden en erkers. Decoratief gebruik van art-nouveaumotieven bij nummer 7 (balkonleuningen) en nummer 18 (vensteromlijsting). Rechthoekige en rondboogvormige muuropeningen. Recente garages op nummers 7 en 27.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Herenhuis in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/136904 (geraadpleegd op ).