Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van René Peeters, naar een ontwerp van architect Ernest Nagels uit 1912. Voor Peeters, die sinds kort een nieuwbouwwoning betrok in de Jan Van Rijswijcklaan, was het project vermoedelijk bedoeld als vastgoedinvestering. Nagels, die naam maakte tijdens het interbellum, stond met deze vroege realisatie pas aan het begin van zijn loopbaan. Het complex vormt de hoek met de Markgravelei, en telde oorspronkelijk drie bouwlagen en een pseudo-mansarde. Het hoekpand werd in 1936 door een latere eigenaar Henri Selleslags naar een ontwerp van architect Benoit J. Dupont verbouwd tot hotel, waarbij de mansarde plaats maakte voor twee extra verdiepingen. Aan dit project ging een eerder plan van architect G. De Vester uit 1933 vooraf, dat bijkomend voorzag in een mansardeniveau en een lift. Het zogenaamde Hotel Luxor werd in 1949 met een laatste verdieping verhoogd naar ontwerp van de Antwerps-Oostendse architect Joseph Selis, die nu ook een lift installeerde. Vandaag neemt een restaurant beide panden in.
De lijstgevel vormt een doorlopend front van acht ongelijke traveeën, vooral gekenmerkt door de materiaalpolychromie in baksteen, natuursteen, arduin en leien. Horizontaal wordt een opdeling gemaakt tussen de lage begane grond en de twee bovenverdiepingen, belijnd door de pui- en de kroonlijst. Hoek- en zijrisalieten met oplopende erkers en dakvensters bepalen het verticale ritme, ondersteund door het materiaalgebruik. Opvallend is de Parijse beaux-arts-uitstraling van deze architectuur, met een typische mengeling van Lodewijk XIII-, XIV- en XVI-ornamenten, zoals hoekketingen, rol- en rankwerkcartouches, symmetrische panelen met guirlandemedaillons, stafwerksleutels, rozetconsoles en droppanelen. De verhoging van het hoekpand betoont respect voor de bestaande toestand, hoewel het monumentale dakvenster met booglijst van de hoektravee moest wijken. Het houten vensterschrijnwerk en de ijzeren vensterleuningen bleven grotendeels bewaard, in tegenstelling tot het voortuinhek; het benedenvenster uiterst rechts werd verbreed.
De plattegrond volgde oorspronkelijk voor beide panden de typologie van de bel-etagewoning, met een centraal trappenhuis, en de keuken en een spreekkamer op de begane grond. De bel-etage vormde een doorlopende suite van salon en eetkamer, en de verdieping telde twee slaapkamers en een badkamer. Het ruimere hoekpand bood bijkomend ruimte aan een office op de begane grond, een boudoir op de bel-etage en een privé-salon op de verdieping. Bij de verbouwing van het hoekpand tot hotel werden de gemeenschappelijke ruimten salon, eetzaal en keuken op de begane grond ondergebracht, met telkens drie gastenkamers en een badkamer op de verdiepingen.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#1524, 18#5334, 1933#44082 en 18#25457.