Burgerhuis in art-decostijl gebouwd in opdracht van de koopman Gustave Van Bree (1869-1956), naar een ontwerp van Jan De Vroey uit 1923-1925. De bouwheer was een oudere broer van de echtgenote van de architect Léonie Van Bree. Na het vervallen van de eerste bouwvergunning uit 1923, met een licht afwijkend ontwerp, werd in 1925 een tweede bouwaanvraag ingediend, waarvan de bouwplannen echter ontbreken. Waar het ontwerp uit 1923 nog schatplichtig is aan de beaux-artsstijl, laat het gerealiseerde gebouw zich kenmerken door een beginnende art-deco-inslag.
Architect Jan De Vroey, wiens loopbaan midden jaren 1890 van start was gegaan, realiseerde kort vóór de Eerste Wereldoorlog de neogotische Sint-Hubertuskerk in Berchem. Vergelijkbaar met het simultaan toepassen van beaux-artsstijl en art deco tijdens het interbellum, laveerde hij in de residentiële architectuur uit zijn beginjaren tussen het conventionele neoclassicisme, het eclecticisme en de art nouveau. Tot de meest prestigieuze herenhuizen uit de latere periode in het oeuvre van De Vroey, die actief bleef tot zijn overlijden in 1935, behoort het statige hotel Voet in de Jan Van Rijswijcklaan.
De rijwoning met een natuurstenen lijstgevel van twee ongelijke traveeën, telt vier bouwlagen onder een plat dak. Asymmetrisch van opzet legt de gevelcompositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, dat over de eerste drie bouwlagen wordt gemarkeerd door driezijdige erkers, met een smeedijzeren balkon als bekroning. Postamenten op consoles trekken deze compositie door tot boven de kroonlijst. Verder vertoont de opstand een regelmatige opbouw, met een rondboogdeur, rechthoekige vensters, en golvende waterlijsten in de fries. De sobere art-deco-inslag komt nog het meest tot uiting komt in de typische cannelures en de decoratieve panelen met rankwerk van de borstweringen. Het houten schrijnwerk van de deur en de vensters met kleine roeden in het bovenlicht bleef behouden, evenals het smeedijzeren voortuinhek.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die over de volledige breedte wordt opgedeeld door de traphal, ontdubbeld door de diensttrap. Volgens de bouwplannen van 1923 biedt de begane grond bij de straat ruimte aan een spreekkamer, en bij de tuin aan de keuken met achterkeuken, office en keukenlift. De bel-etage vormt een doorlopende suite die uit het salon, de ruime traphal, de eetkamer met office, de veranda en het overdekt terras bestaat. Zowel de traphal als de veranda scanderen de ruimtelijke continuïteit met bovenlichten. De hogere verdiepingen tellen telkens twee slaapkamers en een badkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, 1923#15586, 1925#20167 en 1925#21087.