Burgerhuis in eclectische stijl, dat oorspronkelijke deel uitmaakte van een geheel van drie rijwoningen, volgens de bouwaanvraag van 1909 opgetrokken door de aannemer Eugène Van Beylen. Opdrachtgever van nummer 101 was G. Verhoeven, en van nummer 103 een zekere Kesseler, daar waar nummer 105 door Van Beylen voor eigen rekening werd gebouwd als privé-woning. Van deze drie panden is enkel het nummer 101 vrij intact bewaard; van de gevel van nummer 103 werd het stucwerk verwijderd, nummer 105 is samen met twee aanpalende panden nummers 107 en 109 in 1987 gesloopt en vervangen door het kantoorcomplex van de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (KVIV) op de hoek met de Desguinlei.
In opstand vormden de woningen oorspronkelijk een symmetrisch gevelscherm, dat uit een hoger middenpand en twee identieke zijpanden bestond, gegroepeerd volgens spiegelbeeldschema. Drie bouwlagen hoog onder een plat dak, telde het middenpand drie traveeën met de klemtoon op het middenrisaliet, en de zijpanden twee ongelijke traveeën met een geaccentueerd zijrisaliet. Uit de klassieke gevelgeleding in een pui en een bovenbouw, en het aan de Lodewijk XVI-stijl ontleende stucdecor, bleek vooral een neoclassicistische inslag. Daarbij onderscheidde het middenpand, de woning Kessler (nr. 103), zich door een centraal balkon en entablementvenster, en een gebogen pseudo-fronton met een medaillon in het boogveld. De plattegrond van de drie woningen was identiek.
De woning Verhoeven (nummer 101), het pendant van de gesloopte woning Van Beylen (nummer 105), heeft een bepleisterde en beschilderde lijstgevel op een arduinen plint. In overeenstemming met de indeling van het interieur, legt de asymmetrische gevelcompositie de klemtoon op het brede zijrisaliet. Driezijdige erkers lopen over de eerste twee bouwlagen op, met een smeedijzeren balkon als bekroning. De pui is belijnd met schijnvoegen, kolossale composietpilasters flankeren het risaliet op de bovenverdiepingen, en een klassiek hoofdgestel lijnt de gevel af. Verder bestaat het decor uit sluitstenen, medaillons en guirlandes. Het houten schrijnwerk van de deur en de vensters bleef behouden, in tegenstelling tot het smeedijzeren voortuinhek dat werd verwijderd.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van de burgerwoning, met een hoofdvolume en een lagere achterbouw. Volgens de bouwplannen vormt de begane grond een suite van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, geflankeerd door de inkom, het trappenhuis en de keuken. De eerste verdieping telt drie slaapkamers en een badkamer, de minder diepe tweede verdieping een voorkamer en een zolder.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2011: Eclectisch burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/138017 (geraadpleegd op ).
Nummers 99, 101, 105, 107. Eenheidsbebouwing van vier burgerhuizen van twee traveeën en drie bouwlagen onder plat of pseudo-mansardedak, te dateren circa 1910. Lijstgevels, de nummers 99 en 107 bekleed met witte baksteen respectievelijk horizontaal en verticaal gemarkeerd, de nummers 101 en 105 bepleisterd, beschilderd en verfraaid met neo-Lodewijk XVI-ornamenten. Typerende gestapelde erkers met balkon.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Eclectisch burgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/137739 (geraadpleegd op ).