Aan de rand van het woud gelegen "maison de garde chasse" naar ontwerp van Jean-Pierre Cluysenaar. Kadastraal geregistreerd in 1849 als huis, gebouwd op een perceel bosgrond in handen van Mathilde Goethals-Engler, rentenierster uit Brussel. Mathilde Goethals-Engler (1814-1894) was de echtgenote van baron Auguste Goethals (1812-1888), die in Sint-Genesius-Rode eveneens het kasteel Revelingen en de Sint-Gertrudishoeve bezat, waar Cluysenaar ook aan werkte. Het pand staat afgebeeld in de publicatie die Cluysenaar zelf wijdde aan zijn ontwerpen voor landelijke gebouwen en bleef in grote lijnen herkenbaar bewaard, hoewel het recent strak gerenoveerd werd, waarbij het schrijnwerk werd vernieuwd en vensters en dakvlakvensters werden toegevoegd. Verder werden twee nieuwe bijgebouwen opgericht.

Het vrijstaande pand, met een eenvoudige, landelijke architecturale vormgeving, ligt ver van de openbare weg, op een domein dat toegankelijk is via een oprijlaan met een smeedijzeren hek tussen ronde, hardstenen hekpijlers met bolbekroning.

Het bestaat uit twee volumes, van één en twee bouwlagen, op een L-vormige plattegrond met een traptoren in de oksel. Het gevelparement is uitgevoerd in baksteen en de overkragende daken zijn bedekt met zwarte, mechanische pannen. Oorspronkelijk lijken alle muuropeningen, met uitzondering van de uilengaten in de toren, rechthoekig te zijn geweest.

Het langgerekte hoofdvolume met twee bouwlagen onder zadeldak had de ingang rechts naast de traptoren en omvatte op de benedenverdieping een kamer, de keuken en een schuur. De verdere planindeling is niet bekend. Haaks op het hoofdvolume staat een kort volume van één bouwlaag onder zadeldak, met nog twee kleine, aanpalende bijgebouwtjes op vierkant grondplan.