erfgoedobject

Begijnhofkerk Sint-Jan de Doper

bouwkundig element
ID
213777
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213777

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhofkerk Sint-Jan de Doper
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Groot Begijnhof: begijnhofkerk Sint-Jan-de-Doper
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Groot Begijnhof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als unesco werelderfgoed kernzone Groot Begijnhof
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als beschermd monument Groot Begijnhof
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is deel van de aanduiding als unesco werelderfgoed bufferzone Groot Begijnhof: buffer
    Deze aanduiding is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Begijnhofkerk Sint-Jan-de-Doper
    Deze vaststelling was geldig van tot

  • is deel van de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Groot Begijnhof
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De gotische begijnhofkerk is een driebeukig, basilicaal kerkgebouw van tien traveeën lang op een rechthoekige plattegrond, zonder transept of architecturaal gemarkeerde koorpartij. De inscriptie op de steunbeer rechts van het noordportaal vermeldt 1305 als het begin van de bouw. De zeven oostelijke traveeën, de zuilen van het middenschip tot aan de westgevel en de aanzet van de westgevel behoren tot de 14de-eeuwse bouwfase. De voltooiing van de kerk met de afwerking van de drie westelijke traveeën en de westgevel volgde pas in 1421-1444. Ingenieur-architect Robert Vandendael restaureerde de begijnhofkerk in 1978-1985. De restauratie van het interieur van de begijnhofkerk was de eerste in Vlaanderen waarbij de aspecten bepleistering en afwerking intensief bestudeerd werden en in eer hersteld.

De gefaseerde bouw van de kerk blijkt uit een vereenvoudiging van de profilering van de vensters: twee rondstaven in het 14de-eeuwse gedeelte tegenover afgeschuinde dagkanten in het 15de-eeuwse gedeelte. Ook de materiaalkeuze weerspiegelt de tweeledige bouwgeschiedenis: kalkzandsteen in het 14de-eeuwse gedeelte, en kalkzandsteen gecombineerd met lagen ijzerzandsteen in het 15de-eeuwse gedeelte.

De sobere westgevel wordt geleed door de twee steunberen van het middenschip, het portaal en het centrale venster met laatgotisch maaswerk. De rechtse steunbeer is uitgebouwd tot een achthoekige traptoren met stenen spits. De rijker uitgevoerde vlakke koorafsluiting wordt beheerst door het grote spitsboogvenster van het middenschip. Een brede middenstijl verdeelt het venster in twee spitsboogvensters, elk onderverdeeld in drie elkaar snijdende lancetten. Die zijn op hun beurt ingevuld met spitse drielobben en oculi met ingeschreven drie- en vierlobben. De top van het venster bevat een oculus met vier kleinere oculi met ingeschreven drie- en vierlobben. Boven het grote koorvenster is de topgevel versierd met een blind spitsboogvenster, door vrijstaande natuurstenen stijlen in drie met maaswerk versierde vakken verdeeld. Het maaswerk van de spitsboogvensters in de oostelijke dwarsgevels van de zijbeuken bestaat uit drie lancetten waarboven drie oculi. De vier steunberen van de oostgevel van de kerk worden afgedekt door natuurstenen zadeldakjes.

Kleine spitsboogvensters verlichten het middenschip; enkel de vensters van de westelijkste travee bevatten maaswerk. De zijbeuken worden geleed door steunberen en grote spitsboogvensters waarvan sommige zijn ingevuld met drie lancetten (zie Onze-Lieve-Vrouw-ten-predikherenkerk). De vijfde oostelijke travee van de noordbeuk wordt ingenomen door een zijportaal. Het portaal wordt overspannen door een spitsboog en is in de dagkanten bezet met halfzuiltjes, gevat tussen bladkapitelen en geprofileerde sokkels. De archivolten van de overspannende spitsboog zijn versierd met rondstaven. Op basis van oorspronkelijke resten werd in 1985 de polychromie van het portaal gereconstrueerd. In het timpaan bevindt zich console versierd met een engelenbeeld. Het beeld is verdwenen. Het portaal is versierd met een geprofileerde waterlijst op consoles met mensenhoofdjes en wordt overhuifd door een in 1985 aangebracht zadeldak (hout en leien).

De zijbeuken worden overdekt door flauwe lessenaarsdaken (leien), het middenschip door een steil zadeldak (leien) met een zeshoekige dakruiter (hout afgedekt met leien). Aan de noordzijde van de kerk ligt het ommuurde voormalige kerkhof van het begijnhof. De bakstenen muur met dekplaten in blauwe hardsteen werd in de 18de eeuw opgericht naar ontwerp van de Leuvense bouwmeester Jacques Antoine Hustin. De twee toegangen tot het vroegere kerkhof zijn afgezet met hardstenen pijlers met rocaillemotieven, siervazen en flankerende voluten. Op het voormalige kerkhof bevindt zich een Calvarie op een sokkel in bak- en kalksteen met een memorieplaat voor Gaspar Joannes Enoch (†1790), pastoor van het begijnhof.

Interieur

Binnenin heeft de begijnhofkerk een tweeledige opstand, met spitse scheibogen op zuilen onderaan en kleine spitsboogvensters bovenaan. De scheibogen hebben een afgeschuind blokprofiel omrand door rondstaven, de zuilen steunen op een geprofileerde basis met achthoekige sokkel en worden bekroond door kapitelen met twee rijen koolbladeren.

Het wit gekalkte interieur van de begijnhofkerk wordt vooral bepaald door de aanpassingen uit de 17de eeuw. De middeleeuwse sporenkap met spits houten tongewelf werd in 1654-1655 verborgen achter verankerde bakstenen kruisribgewelven op gestucte voluutconsoles. De gewelven zijn vierdelig, behalve in de meest oostelijke travee van het middenschip, waar het achtdelig gewelf de grote oculus van het koorvenster verbergt. Boven de zuilen van het middenschip werden in de jaren 1660 apostelbeelden geplaatst. Boven de voorlaatste vrijstaande zuilen staan beelden van Jozef (zuid) en Maria (noord). De sokkels van de beelden zijn versierd met door putti geflankeerde acanthusbladeren met daarin medaillons ter herinnering aan overleden begijnen. De westtravee van het middenschip wordt ingenomen door de drie traveeën brede orgeltribune uit 1656. De gestucte vierdelige kruisribgewelven van de tribune rusten op Toscaanse (half)zuilen met gedrukte rondbogen. Het zwaar geprofileerde hoofdgestel steunt op twee gestucte voluutconsoles met leeuwenkoppen die elk een medaillon met jaarmerk in de muil houden. Het orgel werd geplaatst in 1692 door de Haachtse orgelbouwer Pieter Goltfuss; de vervaardiger van de orgelkast is tot op heden onbekend. Onder de orgeltribune bevindt zich het barokke tochtportaal van de westgevel, geleed door Ionische pilasters en afgedekt door een gebroken segmentfronton met guirlandes. De dubbele deur in het westportaal dateert uit 1671 (jaarmerk op de middenstijl) en heeft op de middenstijl een sculptuur van een zogende Maria met kind. Een ander barok tochtportaal bevindt zich in de noordbeuk, aan de binnenzijde van het vroeg 14de-eeuwse portaal.

De barokke altaren in het oosten van de kerk en de bijhorende afsluitingen (tweede helft 17de eeuw) hebben een iconografie die zinspeelt op de passie van Christus en de eucharistie. Overig barok kerkmeubilair zijn drie biechtstoelen (jaarmerk 1658) en de preekstoel (1661) aan de zuidzijde van het middenschip. De medaillons op de kuip van de preekstoel stellen Johannes de Doper, Johannes de Evangelist en Maria met het kind Jezus voor. Op de hoeken staan beelden van de vier kerkvaders. In de tweede westelijke travee van de zuidbeuk staat de 18de-eeuwse doopvont in wit, zwart en rood Belgisch marmer.

Na het dichten van de scheibogen werden de oostelijkste traveeën van de zijbeuken in de 18de eeuw ingericht als sacristieën. De wanden van de noordsacristie zijn bezet met een houten lambrisering met ingebouwde kasten uit het midden van de 18de eeuw. Achter de lambrisering van de westwand zijn in een nis resten bewaard van de oorspronkelijke middeleeuwse afwerking, namelijk een witte voegenschildering op grijze grond. Ook de zuidsacristie bewaart resten van het middeleeuwse kerkinterieur. In de noordwand is de oostelijke zuil van de scheiboog van het middenschip zichtbaar; de oost- en de zuidwand bevatten elk twee spitsbogige muurnissen met een spitse drielob. Op de zuidwand werden resten bloot gelegd van een 16de-eeuwse zwarte schildering rond een verdwenen altaar of epitaaf. In de oostwand is een natuurstenen epitaaf uit circa 1500 ingemetseld, met een door een vrouwelijke heilige begeleide begijn in aanbidding voor de gekroonde Maria met kind.

Boven het 17de-eeuwse gewelf van het middenschip bleef de oorspronkelijke middeleeuwse sporenkap bewaard. De gebogen standzonen en korbelen van de onderste hanenbalken vormen samen een spits tongewelf waarvan de bebording verdween in 1917. Op de onderdelen van de dakkap zijn nog resten van een beschildering in zwarte geometrische motieven te zien. Een dendrochronologische analyse van het hout werd uitgevoerd maar leverde geen datering op.

Onder de witte verflagen in de kerk werden tijdens de restauratiewerken in 1978-1980 resten aangetroffen van de middeleeuwse afwerking van het interieur: een rode beschildering op de kalkzandstenen zuilen en muurschilderingen met religieuze thema’s. Specifiek voor het middeleeuwse begijnenmilieu is de voorstelling van vrouwelijke heiligen. De legende van de heilige Barbara (tweede kwart 14de eeuw) en de voorstelling van de heilige Veronica met zweetdoek (rond 1400) in de zuidelijke zijbeuk illustreren dit. De uitbeelding van de bijbelse parabel van de Wijze en Dwaze maagden (derde kwart 15de eeuw) op de westmuur vertaalt op unieke wijze de Laatste Oordeelsiconografie naar de leefwereld van de begijnen. Boven op een trap verwelkomt Christus als mystieke bruidegom aan zijn rechterhand de wijze maagden die de deugden personifiëren. De dwaze maagden die als ondeugden getypeerd worden, keren terug om hun lege olielampen te vullen. Onder de trap zijn in een gewelfde kerkruimte begijnen geschilderd die eveneens deugden en ondeugden voorstellen.

De vloer van de kerk bestaat uit witte en zwarte natuurstenen tegels. De verhoogde vloer met het hoogaltaar bestaat eerst uit witte, zwarte en grijze natuurstenen tegels in een ruitpatroon en vervolgens uit banden van witte en zwarte tegels rond vierkante grijze tegels. In de vloer bevinden zich ongeveer 90 grafzerken van begijnen uit de periode 1396-1753. De hardstenen grafplaten van Katherine van Voirsellaer (†1443) en Katherine Van Nethene (†1459) zijn sinds 1856 verwerkt in de muur van de noordelijke zijbeuk. Opvallend wegens hun eigentijdse vormgeving zijn het dienstaltaar en de bijhorende kast voor gebedenboekjes, naar ontwerp van Paul Van Aerschot uit 1985.

  • BERGMANS A., DE MAEGD C., OLYSLAGER W.A. & VANDE GAER D. 1985: De Sint-Jan-de-Doperkerk van het Groot Begijnhof in Leuven, M&L. Monumenten & Landschappen, 4.4, 6-27.
  • BERGMANS A. 1994: Leuven, Sint—Jan-de-Doperkerk, in Buyle M. & Bergmans A., Middeleeuwse muurschilderingen in Vlaanderen, M&L Cahier 2, Brussel, 148-151.
  • BERGMANS A. 1998: Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw. Studie en inventaris van middeleeuwse muurschilderingen in Belgische kerken, KADOC Artes 2, Leuven, p. 262-263, 321.

Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

Muurschilderingen

Op de zuidwand van het schip zijn twee reeksen taferelen bewaard, geschilderd in horizontaal lopende registers. Zij worden boven en onderaan begrensd door een ornamentband met repetitieve motieven van bladeren, die aan weerszijden is afgelijnd met een doorlopende rode streep.

Op het eerste tafereel laten zich volgende figuren onderscheiden: links God als wereldrechter; rechts van hem Christus die zijn wonden toont; daarnaast drie heiligen, waarvan de uiterst rechtse herkenbaar is als Maria Magdalena met haar attribuut de zalfbus.

Het tweede register toont een verhaal dat wij identificeerden als de legende van de Heilige Barbara. Barbara werd geboren in Nicomedië als dochter van de heidense satraap Dioscurus. Om haar voor het christendom te behoeden sloot de landvoogd zijn dochter op in een toren. Een priester die zich uitgaf voor geneesheer onderwees de jonge vrouw en doopte haar. Als teken van haar geloof in de drie-eenheid liet zij een derde venster in haar toren metselen. Toen de razende vader dit vernam bedreigde hij haar met een zwaard. Barbara vluchtte en verborg zich in een rots, doch werd door een herder verraden. Door de rechter werd zij tot verschillende martelingen veroordeeld: beulen geselden Barbara, brachten brandwonden aan, verscheurden haar lichaam met ijzeren kammen, en sneden haar borsten af. Ten slotte bracht Dioscurus zijn dochter naar de top van een berg waar hij haar eigenhandig onthoofde. Onmiddellijk daarop werd hij door goddelijke tussenkomst neergebliksemd en naar de hel gevoerd.

Rode en gele okers vormen de hoofdtonen van het vervaagde kleurenpalet. De ondertekening is goed zichtbaar. Verschillende scènes spelen zich af, naast elkaar geplaatst in kleine groeperingen van meerdere personages. De figuurtjes zijn neergezet in ongelijke schalen. Een gotische S-vormige lijn bepaalt de houding van de rechtstaande personages. De levendige tekenstijl en de gebaren tussen de figuren onderling sluiten zeer nauw aan bij de Franse miniatuurkunst uit het tweede kwart van de 14de eeuw. De schilderingen kunnen daarom in deze periode gesitueerd worden.

Tussen het eerste en het tweede venster bevindt zich een voorstelling van de Heilige Veronica. Met beide handen houdt zij het zweetdoek vast waarop het ware gelaat van Christus is afgedrukt. Naast haar staat een heiligenfiguur voor een gebouw. De architectuur is meer geëvolueerd dan op de voorgaande taferelen van de Heilige Barbara. Het gelaat is veel plastischer geschilderd. Dit tafereel dient daarom later gedateerd. Gezien de fragmentaire toestand wordt het ruim genomen in de tweede helft van de 14de eeuw gesitueerd (naar 1400 toe).

Op de westelijke muur ten noorden van de ingangspoort, bleef een merkwaardige voorstelling bewaard die de Bijbelse parabel illustreert van de wijze en dwaze maagden: Jezus vergeleek het Rijk Gods hier met een bruiloftsfeest. Bovenaan een trap staat Christus in het midden als de hemelse bruidegom voor de poort van het paradijs. Hij verwelkomt aan zijn rechterhand de wijze maagden die voor olie zorgden en hun lampen brandend hielden. Zij personifiëren de deugden. Een tekstbanderol boven het hoofd van de maagd op de hoogste trede identificeert haar als de reinheid. De dwaze maagden met hun lege lampen keren terug om olie te halen, en worden belaagd door een vliegende duivel. Zij zijn getypeerd door modieuze hoofddeksels, hebben hun tijd onnuttig besteed en zullen te laat bij de paradijspoort terugkeren. Naast hun hoofden zweven tekstbanderollen waarop hoofdzonden vermeld staan ("luxuria" op de bovenste).

Onder de trap is een gewelfde kerkruimte geschilderd. Op het altaar staat een retabel waarop de gekruisigde Christus met heiligen is voorgesteld. Links personifiëren de bezige begijnen de deugden; de modieuze vrouwen rechts wenden zich af van het altaar. Zij beelden verschillende hoofdzonden uit. De slapende begijn rechtsonder zit vervaarlijk dicht in de buurt van de hellemuil: zij verbeeldt de luiheid. Een andere vrouw draagt een geldbeurs (de gierigheid). Een derde houdt een spiegel in de hand (de ijdelheid of de wellust). Een vierde rukt zich de haren uit (de toorn). Dit tafereel op een groene achtergrond is rijk aan kleuren en vertoont een uitgebalanceerde, hiërarchische compositie. De schildering is gedetailleerd en zeer plastisch uitgewerkt, met opmerkelijke lichttoetsen. Stijl en klederdracht verwijzen naar de gelijktijdige Leuvense paneelschilderkunst uit de tweede helft van de 15de eeuw. Hiervan is Dirk Bouts de bekendste exponent. Verhoudingen en modellering van de personages, en de uitdrukking op hun aangezicht verwijzen naar zijn werk.

Het in de hoogte uitgewerkte hoofddeksel, atour genoemd, waaromheen een sluier gedrapeerd is op de hoofden van de modieuze dames, laat een meer precieze datering toe tussen circa 1470-1485. Ook het lang en smal profiel van deze vrouwen waarbij de borst weinig ontwikkeld is, de buikpartij daarentegen fel benadrukt, past in dit modebeeld.

Iconografisch is deze muurschildering volledig geïnspireerd op een voorstelling uit een blokboek van de Spiegel van de menselijke behoudenis, circa 1470.

De besproken legendarische en Bijbelse voorstellingen passen volkomen in de middeleeuwse beeldwereld van de begijnen, die onder meer een uitgesproken voorkeur voor vrouwelijke heiligen vertoont: Veronica, Maria Magdalena en Barbara zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Ook de parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden met het thema van de goddelijke bruidegom, dat eveneens thuishoort binnen de algemene Laatste Oordeel-iconografie, werd hier vertaald naar de leefwereld van de begijnen (bruidsmystiek en personifiëring van deugden en ondeugden). Een ander specifiek thema, de passie van Christus, kwam aan bod in de kwaliteitsvolle 16de-eeuwse schildering van de Kruisafneming ten zuiden van het westportaal. Muurschilderingen in begijnhofkerken zijn unieke bronnen voor de studie van de begijneniconografie, omdat zij vast met het gebouw verbonden zijn, en de herkomst van de voorstellingen dus onbetwist is.

Vermeldenswaard is verder het 14de-eeuwse decor van een witte steenschildering op grijze ondergrond, dat in de sacristie werd aangetroffen, goed beschermd door de 18de-eeuwse lambrisering. Ook op de noordelijke wand van het koor bevinden zich nog belangrijke resten van hetzelfde beschilderingssysteem, onder het Geboortetafereel. Een klein gedeelte hiervan is zichtbaar. Tijdens de restauratiewerken van 1978-1985 werden alle wanden van de Sint-Jan-de-Doperkerk systematisch onderzocht op de aanwezigheid van muurschilderingen door Michel Savko van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium. De hierboven vermelde taferelen en fragmenten kwamen hierbij aan het licht. De restauratie gebeurde door het voormelde instituut. Wegens de zeer slechte toestand van het bakstenen parement, de uitzonderlijk hoge vochtigheidsgraad van de muren en een zeer hoge concentratie van zouten tussen de muur en de pleisterlaag, werden de schilderingen afgenomen en op een nieuwe drager aangebracht. Zij werden na deze behandeling opnieuw in de kerk geplaatst. Waar twee taferelen zich boven elkaar bevonden, werden deze van elkaar gescheiden.

De damastpatronen, aangetroffen op de oostelijke muur achter het hoofdaltaar, zijn om reden van zichtbaarheid op de zuidermuur aangebracht. Zo ook is een (engel?)figuur die zich in de dichtgemetselde dagkant van de zuidelijke paradijspoort bevond, verplaatst naar de noordmuur. De zwarte contourschilderingen op dezelfde muur dateren uit de 17de eeuw. Het Geboortetafereel is nog niet behandeld.

Afmetingen: tafereel met Christus als wereldrechter 101 x 221 cm; Legende Heilige Barbara 101 x 729 cm; Veronica 124 x 136 cm; Vijf wijze en vijf dwaze maagden circa 240 cm breed.

  • BERGMANS A., DE MAEGD C., OLYSLAGER W. A. & VANDE GAER D. 1985: De Sint-Jan-de-Doperkerk van het Groot Begijnhof in Leuven, M&L 4.4, 6-27.
  • BERGMANS A. 1994: Leuven, Sint-Jan-de-Doperkerk, in: BUYLE M. & BERGMANS A., Middeleeuwse muurschilderingen in Vlaanderen, M&L Cahier 2, Brussel, 148-151.
  • BERGMANS A. 1998: Middeleeuwse muurschilderingen in de 19de eeuw. Studie en inventaris van middeleeuwse muurschilderingen in Belgische kerken, KADOC Artes 2, Leuven, 321.
  • BERGMANS A. 2003: Femmes saintes, la Passion du Christ et l’amour mystique. Les peintures murales dans les églises des béguinages de Louvain et de Saint-Trond, in: VOLTI P. (ed.), "Mulieres religiosae" et leurs univers. Aspects des établissements béguinaux au Moyen Âge tardif. Actes de la Journée d’études du 27 octobre 2001 à l’Université de Paris X-Nanterre (Histoire médiévale et archéologie 15), Amiens-Paris, 43-73.
  • FRYKLUND C. 2011: Flemish Wall Painting, Turnhout, 262-271.
Auteurs: Bergmans, Anna
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties

  • Is deel van
    Groot Begijnhof


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Begijnhofkerk Sint-Jan de Doper [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213777 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.