is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Modernistisch flatgebouw
Deze vaststelling is geldig sinds
Modernistisch appartementsgebouw naar een ontwerp door de architect Nachman Kaplansky uit 1936. Opdrachtgever was de diamanthandelaar Leopold Birnbaum, zoon van de diamanthandelaar Joachim Birnbaum, die in 1938 zelf één van de appartementen betrok. Aan het project ging eind 1935 een bescheidener bouwproject voor een eengezinswoning vooraf, een burgerhuis van het type bel-etagewoning.
Leopold Birnbaum (Krakau, 1895-?, 1990) emigreerde in 1905 vanuit Krakau naar Antwerpen, samen met zijn moeder en zes broers en zussen, negen maanden na hun vader. Hij was verbonden aan de familiale diamanthandel Michel Birnbaum & Bros, met vestigingen in Antwerpen, Amsterdam en New York, en verwierf in 1926 de Amerikaanse nationaliteit. In 1929 huwde hij in New York met Josephine Bandes (New York, 1902-Amsterdam, 1958), die in 1932 zoon Joachim en in 1935 dochter Judith ter wereld bracht. Birnbaum verliet op 15 mei 1940 met zijn gezin Antwerpen en bracht de Tweede Wereldoorlog door in New York, waar hij in 1943 zijn naam officieel wijzigde tot Branton.
Van Russische nationaliteit en geboren in Polen, vestigde Nachman Kaplansky zich in 1925 vanuit Tel Aviv te Antwerpen. Waar zijn vroegst gekende realisaties al uit eind jaren 1920 dateren, bouwde de architect na beperkte studies aan de Antwerpse academie, vanaf begin jaren 1930 een succesvolle praktijk uit in Antwerpen, gericht op een welgesteld, overwegend joods clientèle. Tot zijn belangrijkste opdrachten behoren een achttal van de meest opmerkelijke modernistische flatgebouwen in de stad, met als meest prestigieuze de "Résidence Prince Albert" uit 1936 aan het Prins Albertpark. Een representatief voorbeeld van zijn burgerhuizen in gesloten bebouwing, is de woning Swart uit 1933 aan de Belgiëlei, van zijn vrijstaande landhuizen de villa Kleinkramer uit 1934 aan de Sorbenlaan. Bij de Duitse invasie in 1940 vluchtten Kaplansky en zijn echtgenote naar Palestina; het is niet bekend of hij zijn architectuurpraktijk tijdens of na de Tweede Wereldoorlog in zijn nieuwe woonplaats Tel Aviv heeft kunnen hervatten.
Het appartementsgebouw met een structuur van gewapend beton en baksteenmetselwerk, telt vijf bouwlagen onder een plat dak, waarop een terugwijkende en ondiepe dakverdieping. Het programma bestond uit vier ruime appartementen, die telkens een volledige etage beslaan, en een conciërgewoning. Typisch voor Kaplansky is de voorname, sobere behandeling van de voorgevel, waarvan de strakke lijnvoering wordt begeleid door een vlak parement, in liggend verband opgebouwd uit gevelplaten van groot formaat. Daarbij past hij witte natuursteen toe voor de bovenbouw, en blauwe hardsteen voor de lage, licht inspringende pui, die zo als sokkel wordt geaccentueerd. De bovenverdiepingen tonen een nadrukkelijk horizontale geleding door gevelbrede bandramen met een korte lekdrempel, waarvan het stalen schrijnwerk tot op vandaag behouden bleef. Op de vlakke daklijst rust een buisleuning, als borstwering voor het dakterras. Karakteristiek was de grote oculus in de middenas van de pui, een typisch nautische ontlening identiek toegepast in de woning Diercxsens uit 1935 in de Rijckmansstraat, die echter later werd vervangen door een bijkomende deur. Nog oorspronkelijk is de fraaie de stalen inkomdeur met een horizontaal patroon; de garagepoort en de brievenbussen werden vernieuwd.
De plattegrond van de appartementen voorziet in een ruime living over de volledige straatbreedte, met aansluitend de eetkamer, de hall en het trappenhuis. Een door lichtschachten ingesnoerde middenzone biedt achtereenvolgens ruimte aan de vestiaire, de keuken en de meidenkamer. Achteraan, verbonden door een gang, bevinden zich drie slaapkamers, de grootste met balkon, en een badkamer. Volgens de bouwplannen omvat de begane grond de inkomhal met het trappenhuis en de conciërgeloge, en verder onder meer een fietsenberging, een garage, en een kantoor. De kleine dakverdieping bestond oorspronkelijk uit twee slaapkamers en een badkamer, vermoedelijk bestemd voor de conciërge. De inkomhal heeft een vloer- en wandbekleding in travertijn, een trap in granito met buisleuning, en de oorspronkelijke lift met harmonicadeuren en een houten kooi.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De personenlift achteraan de traphal werd in 1936 door de Antwerpse liftenbouwer Daelemans in een halfopen schacht geïnstalleerd. De elektrische lift met metalen ophangsysteem biedt plaats aan vier personen (nominale last: 380 kg) en ontsluit zes niveaus. Een metalen borstwering sluit de open schachtzijde af. Als bordesdeuren zijn stalen harmonicadeuren met koperen handgreep voorzien. Bij elke bordesdeur bevindt zich een koperen oproepknop (‘appel’) met lampje (‘en marche’) en met de vermelding ‘Ascenseurs Daelemans’. De liftkooi heeft houten wanden, een houten vloer en een houten plafond met een eenvoudige kooflijst. Centraal in het plafond bevindt zich een origineel verlichtingselement. Een spiegel hangt op tegen de achterwand. Tegen een zijwand is het originele metalen bedieningsbord met zes kunststoffen zendknoppen, een alarmknop, een bel en de vermelding ‘Ascenseurs Daelemans’ bewaard. De kooideur bestaat uit een houten harmonicadeur met koperen deurknop. De lift- en aandrijfinstallatie in de machinekamer in de kelder werd gemoderniseerd.
Is deel van
Harmoniestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Modernistisch flatgebouw [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/213785 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.