Modernistische villa uit de jaren 1960 naar ontwerp van architect André Croonenberghs (1925-1996), ingeplant op een rechthoekig perceel op de hoek van de Bretheistraat in het gehucht Bret-Gelieren. De villa werd begin jaren 1960 gebouwd als eigen woning van de architect met praktijk, de bouwaanvraag werd goedgekeurd op 24 maart 1961.

Croonenberghs behaalde zijn diploma als architect in 1951 aan het Hoger Instituut voor Architectuur en Schilderkunst Sint-Lucas te Gent. Hij was voornamelijk lokaal actief in Genk waar hij ook leraar bouwkundig tekenen was aan de Stedelijke Academie voor Plastische Kunsten. Hij was tevens aquarellist en stelde een aantal keren tentoon. Er zijn weinig projecten van hem gekend, uitgezonderd het stadhuis van Genk, de Kunstschool en het Sint-Jan Berchmanscollege (deels) aan de Collegelaan en de noodkerk (1959), de Onze-Lieve-Vrouw van Fatimakerk (jaarsteen 1968) en de pastorie in het gehucht Bret-Gelieren. Deze projecten zijn naar alle waarschijnlijkheid zijn meest prestigieuze projecten, waarbij zijn eigen woning als visitekaartje diende. Vermoedelijk zal hij hoofdzakelijk een lokale rol hebben gespeeld en woningen hebben ontworpen voor particulieren. Hierbuiten zou hij ook een reeks meubels hebben ontworpen die hij liet vervaardigen bij De Coene in Kortrijk.

De villa is opgevat als een eenvoudig strak volume op een rechthoekige plattegrond bestaande uit twee bouwlagen onder plat dak met centraal een knik naar binnen toe en afgelijnd met een houten kroonlijst. Op het gelijkvloers bevinden zich de garage en de berging, maar ook de praktijk van de architect met een hal, een bureel, een tekenzaal en een archief zijn hierin ondergebracht. Aan de oostzijde zijn er nog een aantal technische ruimtes, bergingen en een logeerkamer.

Op de verdieping, die ten opzichte van het gelijkvloers sterk overkragend is aan de westzijde, werden aan de westzijde de leefruimtes, aan de oostzijde vier slaapkamers en in het zuiden een hal ondergebracht. De verdieping is toegankelijk via twee buitentrappen, er is de hoofdtoegang van de woning langs de zuidzijde en er is een toegang langs de tuinzijde in het noordoosten. Er is eveneens een binnentrap die uitgeeft in de hal op de verdieping. Aan de noordwestzijde is langs twee zijden van de villa een groot overdekt buitenterras aanwezig. Aan deze zijde zijn de leefruimtes gelegen en is de villa opengewerkt met grote glaspartijen die uitzicht geven op de achterliggende tuin en op de Bretheistraat.

De witgeschilderde woning is opgebouwd uit een betonstructuur met bakstenen vulling (Beerse steen). In oorsprong was het metselwerk van het gelijkvloers grijs geschilderd en was het metselwerk van de verdieping wit geschilderd (zie bouwplannen). Alle muuropeningen zijn rechthoekig met hardstenen lekdrempels die op het gelijkvloers doorlopen tussen de muuropeningen van het bureau, bewaard aluminium schrijnwerk (uitgezonderd aan de zuidzijde). De kleine kelderramen aan de noordzijde hebben tralies en voor de vensteropening van de logeerkamer op het gelijkvloers ten zuiden is een houten horizontaal rooster gelijk met de gevelstenen aangebracht. Er is een kleine plint van breuksteen (Moellon) aanwezig en er is gebruik gemaakt van buitentrappen van gewapend beton, bekleed met silexstenen en de borstweringen van de trappen en van het balkon zijn uitgevoerd in Afzeliahout. Er is ook gebruik gemaakt van silexstenen voor het pad naar de voordeur en voor de bekleding van twee platen in de gevel op de verdieping.

De tuin is met taxus omhaagd en is ten noorden iets lager gelegen dan de villa, toegankelijk via een breukstenen trap en afgebakend met grote hoogstambomen (eiken, een beuk en een populier).