De afdelingen pediatrie, materniteit en in- en uitwendige ziekten zijn ondergebracht in drie vleugels, geschikt in omgekeerde F-vorm in het noorden van de ziekenhuissite. De zuidelijke helft van de oostvleugel met de afdeling inwendige ziekten werd gebouwd in 1928; de noordelijke helft en de twee haakse vleugels kwamen tot stand in 1936. Ontwerper van beide bouwfasen was kanunnik Jan Janssen.

De vleugel van de inwendige ziekten bestaat uit een centraal trappenhuis en twee zijvleugels van vier bouwlagen hoog en elk zes traveeën breed. De vrijstaande oostgevel aan de overwelfde Dijlearm is in baksteen, met pilasters over de volledige opstand en banden in grijze natuursteen. In de muurpartijen tussen de bouwlagen zijn door natuursteen afgeboorde verluchtingsgaten aangebracht. De rechthoekige vensters zijn gevat tussen natuurstenen dorpels en lateien. De noordelijke helft van de oostvleugel en de twee haakse vleugels zijn gebouwd in een sobere baksteenarchitectuur. De oostvleugel telt vier bouwlagen op een half ondergrondse kelderverdieping. De vrijstaande oostgevel in rode baksteen omvat een middenrisaliet en twee zijvleugels, elk vijf traveeën breed. Naast de terugwijkende noordelijke zijvleugel bevindt zich het trappenhuis. Achter de blinde ramen van de afgeronde noordoostelijke hoek van de oostvleugel bevindt zich een auditorium.

De rechthoekige vensteropeningen zijn gevat in gevelhoge spaarvelden. Op de pilasters van de spaarvelden zetten de overkragende muurdammen van de attiek aan. Die is gevat tussen lijsten in grijze natuursteen en wordt gekenmerkt door een opeenvolging van smalle muurnissen, onderaan voorzien van verluchtingsgaten. De twee haakse vleugels tellen vijf bouwlagen. De gevelwanden in bruin-gele baksteen hebben dezelfde uitvoering als de oostgevel van de oostvleugel. De attiek is er evenwel uitgebouwd tot een volwaardige verdieping.