Meergezinswoning in art-decostijl gebouwd in opdracht van Willem Delforge, naar een ontwerp door architect Florent Vaes uit 1926. Voor dit project werden met vijf maanden tussentijd twee bouwaanvragen ingediend, waarbij de plannen slechts licht van elkaar afweken. Vaes, die vóór de Eerste Wereldoorlog succesvol geassocieerd was met zijn schoonbroer, architect Joan Coninck Westenberg, bouwde tijdens het interbellum een zelfstandige loopbaan uit in dienst van de betere kringen. Dit bescheiden ontwerp is representatief voor de discrete art deco van zijn realisaties in stedelijke omgeving uit de jaren 1920.

Het rijhuis met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, telt drie bouwlagen onder een plat dak. Opgebouwd volgens een asymmetrische compositie, kenmerkt de natuurstenen lijstgevel zich door een uitermate sober decor. In overeenstemming met de opdeling in hoofd- en nevenruimten van het interieur ligt de klemtoon op het brede zijrisaliet, gemarkeerd door een driezijdige erker met balkon. Rechthoekige vensternissen met een getrapt profiel bepalen de verticale geleding; het portaal wordt omlijst door een gestrekt entablement met bovenlicht. Waar het vensterschrijnwerk werd vernieuwd, bleven de fraaie ijzeren deur en het voortuinhek bewaard. Het voortuintje is typisch beplant met hortensia- (Hydrangia 'Vicomtesse de Vibray'), rozenstruiken (Rosa 'Queen Elisabeth') en een haagje (Aucuba Japonica 'Variegata').

Oorspronkelijk was de woning vermoedelijk opgedeeld in twee wooneenheden: de woning van de bouwheer die de gelijkvloerse en de bovenste verdieping omvatte, en een huurwoning op de eerste verdieping. Begane grond en eerste verdieping bestaan uit drie dooreenlopende plaatsen, geflankeerd door de hal, het trappenhuis en de keuken. De tweede verdieping telt twee dooreenlopende kamers en een zijkamertje.