Architectenwoning en meergezinswoning in gematigde art-decostijl, kort na elkaar gebouwd naar ontwerpen van architect R. Adriaenssens. De eigen woning van de architect (nummer 22), waarvoor eind 1926 een bouwaanvraag werd ingediend kwam als eerste tot stand, in 1928 gevolgd door de meergezinswoning (nummer 20) waarvan H. Martin de opdrachtgever was. Adriaenssens, die in Antwerpen actief was van omstreeks 1920 tot de latere jaren 1950, liet een onopvallend, veeleer conventioneel oeuvre na.
Beide panden hebben een gevelbreedte van gemiddeld drie traveeën, en tellen drie bouwlagen onder een plat dak. De sobere lijstgevels hebben hun opbouw en materiaalgebruik gemeen, opgetrokken uit bak- en natuursteen op een arduinen plint. Telkens asymmetrisch van compositie, met een gedrukte pui en een verticale geleding, legt een nauwelijks geprononceerde erker de klemtoon op de bel-etage. Baksteen in twee tinten rood en de combinatie van gestrekte lagen en rollagen geven het metselwerk zijn expressie. Het houten schrijnwerk van de vensters met typische roedeverdeling en de deuren met smeedijzeren traliewerk is grotendeels bewaard.
Volgens de bouwplannen volgt de architectenwoning het bel-etagetype, met op de lage begane grond, de inkom- en traphal, het architectenkantoor en de keuken met keukenlift. De bel-etage wordt ingenomen door de suite van salon en eetkamer, oorspronkelijk met een overdekt terras. De tweede verdieping, bereikbaar via een afzonderlijke trap, omvat een grote en een kleine slaapkamer en de badkamer.
Het meergezinshuis is opgedeeld in een hoofdwoning die de begane grond en de eerste verdieping beslaat, en een huurappartement op de tweede verdieping, beide met een eigen inkom- en traphal. De hoofdwoning omvat volgens de bouwplannen een salon en keuken op het gelijkvloers, drie slaapkamers en een badkamer op de verdieping. Het huurappartement bestaat uit een woonkamer, een keuken en een slaapkamer annex badkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1926#25633 en 1928#29111; foto GP#2627.