Burgerhuis in eclectische stijl, volgens de bouwaanvraag van 1901 voor eigen rekening gebouwd door de aannemer Adrianus Peeters-Verheyen. Peeters-Verheyen, gevestigd in de nabije Ballaarstraat, richtte zes jaar later ook de drie aanpalende panden op. Na de Eerste Wereldoorlog was hij hier zelf gedomicilieerd. Achterin de tuin werd in 1913 naar ontwerp van architect Frans Peeters een washuis opgetrokken.
Veeleer bescheiden van opzet, met een gevelbreedte van twee traveeën, telt de rijwoning een souterrain, drie bouwlagen en een zadeldak (pannen). De lijstgevel is opgetrokken uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband, ruim verwerkt met natuursteen voor speklagen, kordons en bewerkte gevelonderdelen, op een hoge arduinen plint. Regelmatig van opbouw, volgt de compositie de klassieke driedeling in een pui, een hoofdverdieping en een mezzanine met tweelichten. Het geveldecor beperkt zich tot waterlijsten, sluitstenen, balustrades, diamantkoppen en voluutconsoles. Net als het houten schrijnwerk van de deur en de vensters, zijn ook de smeedijzeren keldertralies, en de zinken rolluikkasten van de bovenvensters bewaard. Opmerkelijk is het kleurrijke glas-in-lood-bovenlicht van de deur, met een irismotief in art-nouveaustijl.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, waarvan het souterrain oorspronkelijk ruimte bood aan de keuken. Op de begane grond wordt de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda, geflankeerd door de inkom en het trappenhuis.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1901#1778 en 1913#3872.