Teksten van Woning De Ridder

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214534

Woning De Ridder ()

De woning Leon De Ridder is een compacte villa in naoorlogs modernisme, ontworpen door de architect Jan Jaak Jacobs in 1960, en voltooid in 1961. De villa is gelegen aan de Hof van Delftlaan, hoofdas van een naoorlogse verkaveling, en behoort tot de zeldzame uitingen van modernisme in een door traditionalistische landhuisbouw gedomineerde context.

Historiek

Bouwgeschiedenis en historiek

De villa werd gebouwd in opdracht van Leon B. De Ridder, scheepsmakelaar van beroep, naar een ontwerp door de architect Jan Jaak Jacobs. Met de definitieve bouwplannen, gedateerd op 19 april 1960, werd op 5 mei 1960 een bouwaanvraag ingediend bij het gemeentebestuur van Ekeren, dat op 9 mei 1960 een bouwvergunning toekende. De bouwwerken lijken nog hetzelfde jaar te zijn aangevat, en werden vermoedelijk in de loop van 1961 voltooid. Op het verwijderen van twee niet-dragende binnenmuren na, bleef de woning integraal bewaard, inclusief de keuken-, toilet- en badkamerinrichting en het inbouwmeubilair. Van de oorspronkelijke, bescheiden tuinaanleg bleven de typische flagstone-verhardingen en een drietal bomen bewaard.

Verkaveling “Hof van Delft”

De woning De Ridder maakt deel uit van een naoorlogse verkaveling in de wijk Donk, gelegen in het zuidoosten van het huidige district Ekeren, ten westen van de Kapelsesteenweg en ten noorden van het Laar. De gronden maakten eertijds deel uit van het domein “Hof van Delft”, ook bekend onder de benaming “Laarkasteel”, een ‘hof van plaisantie’ opklimmend tot de vroege 16de eeuw. Van het oorspronkelijk omgrachte kasteel zoals het voorkomt op de Ferrariskaart van 1777, rest nog een ruïne in de uiterste zuidwesthoek van het niet verkavelde restant van het domein. Het circa 50 ha grote domein werd in 1945 aangekocht door de nv Domein het Laar, voor de oprichting van de Sint-Lucaskliniek, die in 2011 gesloopt werd. De resterende gronden werden vanaf 1955 verkaveld tot bescheiden villapercelen. De verkaveling Hof van Delft kan model staan voor de doorsnee naoorlogse suburbane verkaveling in België.

De rechtlijnige Hof van Delftlaan vormt de hoofdas van de verkaveling, die met de parallelle Hoogpadlaan in een brede boog wordt gekruist door de Sint-Lucaslaan. De bebouwing in Hof van Delftlaan, Hoogpadlaan en Sint-Lucaslaan, kwam voor 80% tot stand in de periode van 1955 tot 1970, met een sterk verminderde bouwactiviteit tijdens de jaren 1970 en sporadische aanvullingen tijdens de jaren 1980 en 1990. Waar landhuizen geïnspireerd op het eigentijdse regionalisme van de Scandinavische landhuisbouw, tot de minderheid behoren, is het uitgesproken modernisme dat Jan Jaak Jacobs voor de woning Leon De Ridder toepast, ronduit uitzonderlijk.

Beschrijving

De woning is vrijstaand ingeplant in de diepte van een rechthoekig bouwperceel, met een breedte 16 meter aan de straat en een diepte van 45 meter. Opgebouwd op een trapezoïdale plattegrond die in trechtervorm verbreedt naar de op het oosten georiënteerde tuin, telt de constructie drie bouwlagen onder een licht hellend, plat dak. De bescheiden villa, die aan de typologie van de bel-etagewoning beantwoordt, heeft als programma een toegangszone met carport en kantoor op het gelijkvloers, een woon- en eetkamer met keuken en terras op de bel-etage, en slaapvertrekken op de tweede verdieping. Werk-, woon- en slaapvertrekken zijn daarbij met het oog op lichtinval en privacy het oosten georiënteerd, zorgvuldig afgeschermd van de straat en met een open zicht op de tuin.

Constructief is op vooruitstrevende wijze gebruik gemaakt van een skeletstructuur uit gewapend beton in combinatie met baksteenmetselwerk en houten schrijnwerk. De brutalistische toepassing van deze betonconstructie, met de nadruk op de ruwe textuur, de sculpturale plasticiteit, en de dynamische, contrastrijke vormgeving, zijn bepalend voor het karakter van de architectuur. Het gebouw wordt in de eerste plaats gekenmerkt door de hellende dakplaat met brede overkraging, die als luifel en zonnewering fungeert voor de gevels en raampartijen. Deze wordt ter hoogte van de zuidwestelijke hoek opgevangen door een vrijstaande betonpijler, en rust verder op blinde muurdammen uit metselwerk. De buitenenveloppe is samengesteld uit golvende, gebogen en geknikte wanden met scherpe of gestrekte hoeken, waarbij het contrast tussen open en gesloten vlakken, en de licht- en schaduwwerking vormelijk worden uitgespeeld. Opvallende elementen in de volume-opbouw zijn verder de lage carport op betonnen pilotis, die een vide vormt over de volledige diepte van de begane grond, en de geknikte uitbouw met houtbeschot tegen de noordgevel die de vestiaire en de berging huisvest.

Volgens een functionalistische logica, en in overeenstemming met de oriëntatie en de gewenste lichtinval, vertonen de opstanden een open dan wel gesloten karakter. Noord- en zuidgevels zijn op een enkel venster na volledig gesloten. De westzijde die als voorgevel fungeert wordt over de volledige hoogte opengebroken door de brede raampartij van de traphal, waarin het inkomportaal is geïntegreerd. De oostgevel waar de werk-, woon- en slaapvertrekken op uitgeven richting tuin, is eveneens ruim van beglazing voorzien, met doorlopende glaspuien op begane grond en bel-etage en bandramen op de verdieping. In combinatie met de open planopvatting van de woonruimten ontstaat zo een doorzoneffect dat het ochtend- en avondlicht genereus capteert, de middagwarmte grotendeels uitsluit, en de koude noordzijde isoleert. Aan de woonkamer grenst het ruime terras op pijlers met een buitentrap naar de tuin, uitgevoerd in gewapend beton met ijzeren buisleuningen. Ter hoogte van de keuken en badkamer incorporeert het bouwvolume twee kleine, driehoekige terrasjes. Qua kleur en textuur is het zichtbeton gebouchardeerd waardoor de kiezelstructuur aan het oppervlak komt, het baksteenmetselwerk is egaal beschilderd (lichtgrijs), en het houten schrijnwerk van vensters en deuren is wit gelakt, net als de buisleuningen. Verder zijn de bekleding van de noordelijke uitbouw en de topgeleding van de tuingevel uitgevoerd in donker getint tropisch hardhout, daar waar de verharding van zowel het tuinpad dat doorloopt in de traphal als het terras bestaat uit typische flagstone. Ter hoogte van de plint zijde voorgevel is het metalen naamplaatje van de architect aangebracht.

Plattegrond en interieur

Afgezien van de carport die ongeveer een derde van de oppervlakte beslaat, biedt de begane grond ten westen ruimte aan de traphal met wenteltrap annex vestiaire met toilet, en ten oosten aan een kleine berging en twee vertrekken, op de bouwplannen aangeduid als “slaapplaats ouders” en “studio-bureel”, die uitgeven op het terras. De bel-etage wordt volledig ingenomen door de ruime, L-vormige woonkamer, via een niveauverschil opgedeeld in een eetplaats bij de keuken, en een zitplaats met open haard. De tweede verdieping omvatte oorspronkelijk de slaapkamer en drie kleine kinderkamers ten oosten, de badkamer en het toilet ten noorden en een zolder of bergplaats ten westen. Twee van de kinderkamers werden later met de zolder samengevoegd tot een ruime werkkamer.

De traphal die de drie niveaus via een spectaculaire wenteltrap ontsluit, verlicht en met de straat verbonden via een brede raampartij op het westen, is zonder meer de meest indrukwekkende en fascinerende ruimte in de woning. De vloer in het verlengde van het tuinpad bestaat uit flagstone, één wand is in schoon metselwerk, de overige en de zoldering zijn bekleed met natuurhout type Oregon, verzorgd uitgevoerd fijne in schrootjes. De open wenteltrap inclusief de spijlen is een witgelakte staalconstructie met houten treden en een kunststof handgreep. Hierbij sluit een gebogen wandscherm aan dat de achterliggende ruimten afschermt. Een houten wandluchter met opaalglazen cilinderkap is oorspronkelijk. Achter een gebogen wand schuilt de vestiaire met lavabo en toilet met bewaard groen sanitair.

De woonkamer met niveauverschil wordt opgedeeld door een massieve, gebogen wand uit breuksteen in onregelmatig verband, waarin de open haard is geïntegreerd, gekenmerkt door een levendige textuur en coloriet. De wanden zijn deels in schoon metselwerk (witgeschilderd), en deels met een houten plankenlambrisering bekleed, net als de zoldering. Eetplaats en keuken worden gescheiden door een wandkast met ladenblok en doorgeefluik, afgewerkt met houtfineer zijde eetplaats en witte formica zijde keuken. Vier metalen plafondluchters in wit en zwart (vermoedelijk model firma Raak) behoren tot de oorspronkelijk uitrusting; de vloerbekleding (oorspronkelijk linoleum?) is vernieuwd. De keuken met een zwaar gehavende witte tegelvloer, heeft een eenvoudige inrichting.

De slaapkamer en één kinderkamer zijn in oorspronkelijke staat bewaard, elk uitgerust met een inbouwkast. De tweeledige, wit betegelde badkamer met ligbad in het ouder- en stortbad in het kindergedeelte is inclusief het witte sanitair bewaard.

Tuin

Met uitzondering van de flagstone verhardingen, een drietal hoge bomen, hagen en heesters (taxus, rododendron), is de tuinaanleg van recente datum.


Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier 4.001/11002/122.1, Woning Leon De Ridder.
Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2014: Woning De Ridder [online], https://id.erfgoed.net/teksten/170586 (geraadpleegd op ).


Villa in laat-modernistische stijl ()

Villa in laat-modernistische stijl met bouwtoelating uit 1960, in opdracht van Leon B. De Ridder en naar ontwerp van architect Jan Jaak Jacobs. Dynamisch bouwvolume van twee bouwlagen en een verdieping onder het dak, schuin ingeplant ten opzichte van de straat. Beschilderde baksteenbouw met structuur in zichtbeton en houten schrijnwerk. Voorgevel diep inspringend ten opzichte van overkragende dak, lichtjes schuin ingeplant ten opzichte van de straat en geopend door transparante traphal met wenteltrap. Zowel grondplan, doorsnede als gevelopstand hebben gelijkaardig 'uitwaaierende' vorm. Deze organische beweging vormt de basis van een ruimtelijke beleving ('promenade architecturale'), mede bepaald door de nadrukkelijke gerichtheid van leef- en slaapruimtes op het zuiden. De boogvormige autodoorrit creëert een zwevend gelijkvloers dat steunt op pijlers, met leefkamer die de boogvorm van de autodoorrit volgt en smalle, functionele keuken op het noorden. De creatie van badkamer en vier slaapkamers onder het sculpturaal dak vormen een subtiele architecturale oplossing, gezien een derde bouwlaag volgens de bouwrichtlijnen niet was toegestaan. De gevel wordt verlevendigd door de sober asymmetrisch geplaatste gevelopeningen en het zwevende dak dat steunt op een monumentale, overgedimensioneerde pijler. Het gebruik van monumentale volumes, transparantie en ruimtelijke dynamiek zijn typisch voor de naoorlogse modernistische villabouw. De woning heeft een unieke architecturale waarde en neemt een belangrijke plaats in binnen het oeuvre van Jacobs.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 803#80.
  • Mondelinge inlichtingen van bewoner Geert Driesen, 2011.

Auteurs:  Cappuyns, Toon
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Cappuyns T. 2012: Woning De Ridder [online], https://id.erfgoed.net/teksten/141872 (geraadpleegd op ).