erfgoedobject

Dorpswoning met dwarsschuur

bouwkundig element
ID
21464
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/21464

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Ongeveer op dezelfde plaats van het complex geeft de Ferrariskaart (1771-1777) twee parallelle, niet even lange volumes weer, waarvan er wellicht één – waarschijnlijk het meest noordelijk gelegen kortste element - met het huidige gebouw is te associëren. In de wijdere omgeving zijn slechts enkele gebouwen te situeren, meer ten zuidwesten aan de Schoolstraat. Ten zuiden van de site – de Totenbergstraat wordt nog niet weergegeven – is het terrein drassig.
In de Atlas van de Buurtwegen (1840-1844) is het meest zuidelijke van de twee door de Ferraris aangeduide volumes verdwenen en het overblijvende toont duidelijk de huidige structuur van het hoofdvolume: een breedhuis met een geprononceerde middenrisaliet aan de voorzijde, die eigenlijk het hoofdvolume van de nevenvolumes onderscheidt. Het gebouw is te situeren in de noordelijke hoek van een groot, omgracht terrein. Een brugje ligt in het verlengde van de centrale ingangspartij. De omgrachte site is ingeplant in het midden van een grotendeels onbebouwd, driehoekig terrein, dat afgezien van de Schoolstraat en Sint-Janstraat nu ten zuidwesten ook door de Totenbergstraat wordt afgeboord.
Het primitieve plan van het Dépôt de la Guerre (terreinopname 1876) toont dezelfde structuur, met toevoeging van de huidige losstaande dienstvleugel, haaks op het hoofdvolume. Dit bijgebouw dateert dus van de tweede helft van de 19de eeuw.
Het Primitief Plan, Sectie C, 2de blad, “opgemaekt in het jaar 1827 en overzien in het jaar 1843 toont acht percelen. Volgens de kadastrale
legger bij dit Primitief Plan, opgesteld in Hasselt op 24 september 1844 wordt perceelnummer 821 als “vyver” aangeduid; dit is de omgrachting van
het complex. De perceelnummers 822, 823, 824, 825, 826, 827 en 829 zijn respectievelijk: 822: tuin-weide; 823: heide bouwland, 824: huis; 825: weide; 826: boomgaerd bouwland; 827: tuin en 829: heide weide.
Dezelfde percelen werden in de loop van de 19de eeuw vererfd door de familie Aerts en kwamen in 1898, eveneens door vererving, in het bezit van familie Aumann, namelijk van Frans Nicolaas Josef Aumann, “oud opzichter van het lager onderwys, Pael”.
Volgens de kadastrale mutatieschets 1958/70 ontstaat grotendeels de huidige percelering. Door verbreding van de School- en Sint-Janstraat worden de percelen tennoorden afgerond en verkleind (mutatieschets 1959/39). Door verbreding van de Totenbergstraat ten zuiden wordt perceel 822 verkleind (mutatieschets 1981/4).
Sinds het Primitief Plan tot nu bleef de afbakening van het terrein quasi ongewijzigd, met uitzondering van de verkleiningen door wegverbredingen. Dit gegeven onderstreept het feit dat het goed, zowel qua omvang als qua architecturale configuratie, doorheen de tijd zo goed als onveranderd tot ons is gekomen. Het is één van de oudste panden van Paal.

Beschrijving

Het huidige complex bestaat uit een dubbelhuis, parallel met de Schoolstraat, en rechts daarvan een haaks ingeplant dienstvolume met dwarsschuur en stallingen, beide gebouwen grenzend aan een voorerf.
Het dubbelhuis is vijf traveeën breed en één bouwlaag hoog onder een zadeldak met Vlaamse pannen en relatief hoge dakhelling; links en rechts sluiten bij het hoofdvolume lagere nevenvolumes aan, elk twee traveeën breed, de voorgevel met terugwijkende rooilijn, afgedekt door een zadeldak met Vlaamse pannen, het geheel ietwat lager dan het hoofdvolume. De kopgevels hebben aandaken. Het volledige huis is wit geschilderd (mogelijk niet oorspronkelijk) boven een gecementeerde en gepikte plint, de langsgevels onder een bepleisterde kroonlijst. Alle gevels zijn voorzien van ankers.
De voorgevel van het hoofdvolume omvat een centrale, getoogde deur, links en rechts daarvan telkens twee dito vensters, alle in een gecementeerde, grijs geschilderde omlijsting. De traveespreiding is onregelmatig: de overigens wat lagere vensters rechts staan ver van de deur en dicht bij elkaar, van de vensters links staat het rechtse dichter bij de deur. De achtergevel is regelmatiger van structuur, omvat een centrale deur in de stijl van de voorgevel, en de vensters zijn hier rechthoekig, beluikt en voorzien van houten lateien.
De aanbouwen omvatten in de voorgevels telkens een rechthoekige deur en venster, in de kopgevels telkens twee rechthoekige vensters ter hoogte van de verdieping (deze in de linkerzijbouw met ijzeren balustrades), in de achtergevel links twee vensters, in de achtergevel rechts een venster en een deur.
Het huis behield schrijnwerk uit verschillende periodes. In het hoofdvolume zijn de vooren achterdeur opmerkelijk, elk met indrukwekkend hang- en sluitwerk en een bovenlicht met details in fijn snijwerk. De ramen vooraan zijn 19de-eeuws (type met tweepanelige raamvleugels en tweeledig bovenlicht), idem dito achteraan links, achteraan rechts horen ze stilistisch tot het interbellum (tweepanelige raamvleugels en laag, drieledig bovenlicht).
In het linkerzijvolume is de voordeur nieuw, maar bleven wel de 19de-eeuwse achterdeur (met tweeledig bovenlicht) en ramen bewaard (van hetzelfde type als deze in het hoofdvolume), in het rechterzijvolume werd zowel de deur (deze heeft een geschilderd bovenlicht gekregen, parallel met het witkalken van de gevel) als de ramen (eenvoudiger type met een bovenlicht in één stuk) vervangen. Het dienstgebouw is een bakstenen volume onder zadeldak met Vlaamse pannen. De erfzijdegevel omvat van links naar rechts een getoogd raampje, twee getoogde deurtjes in geschilderde gecementeerde omlijsting, een dwarsschuurpoort en een getoogd deurtje.
Een O.-L.-Vrouwekapelletje is aan de voorgevel opgehangen.

Interieur

Het hoofdgebouw vertoont intern een dubbelhuisstructuur: vanuit een centrale gang is links een grote ruimte bereikbaar, die zich over een breedte van twee traveeën uitstrekt over de gehele diepte van het huis (de ruimte is nu door valse wanden in verschillende vertrekken onderverdeeld), rechts van de gang, aan de achterzijde van het huis, is een kleinere ruimte bereikbaar, die aan de voorzijde grenst aan een opkamer. Kleinere ruimte en opkamer zijn opnieuw twee traveeën breed, de opkamer moet eertijds via de gang bereikbaar zijn geweest, maar de deur en toegangstrap zijn dichtgemetseld. Vanuit het hoofdvolume zijn de zijgebouwen bereikbaar, elk met eigen buitendeuren. In beide zijbouwen leidt een trap naar de zolderverdieping, onderverdeeld in kleine kamertjes.
De interieurafwerking behield een sterk 18de-eeuws cachet (2de helft van de eeuw). De ruimte links van de centrale gang is aangetast door verbouwingen, waarbij de oude plankenvloer en schoorsteenmantel sneuvelden, maar de schoorsteen is nog zichtbaar, alsook de stucafwerking van de zoldering, met een koof, geprofileerd lijstwerk, krulmotieven op de hoeken en een centraal lichtrozet met ophanghaak. De deuren naar de gang en de zijbouw zijn van het lage, tweepanelige type; de deur naar de gang behield het oude sleutelplaatje.
De ruimte rechts van de gang verloor ook zijn oorspronkelijke plankenvloer, maar hier bleef wel de oude schoorsteen bewaard, de rechtlijnige schoorsteen met afgeschuinde rechtstanden en een in sierlijk koperwerk afgelijnde, schouderbogige haardmond; de eerder lage schoorsteenboezem is volledig gestuct en afgewerkt met een centraal schouderbogig paneel, links en rechts afgeboord door afgeschuinde, met lijstwerk afgeboorde pilastervelden en bekroond met sober krullend lijstwerk; hanenkammen, een bloemkorf en afhangend rankwerk vormen decoratieve accenten; binnen het centrale pilasterveld is een bloemenkorf geschilderd tegen de blauwgrijze achtergrond die overigens de basiskleur vormt van al het stucwerk in het vertrek. De gestucte zoldering wordt afgeboord door een koof en sober lijstwerk.
Links van de schoorsteen bevindt zich een doorgang naar de rechterzijbouw, rechts van de schoorsteen een muurkast, centraal tegenover de schoorsteen een deur naar de gang; de deur van de muurkast en deze naar de gang zijn van het lage tweepanelige type, de deur naar de zijbouw is een later exemplaar van het interbellumtype, met laag glazen bovenlicht. De opkamer is vanuit het vertrek rechts achter bereikbaar via een centrale dubbeldeur met sierlijk houten trapje. De deurvleugels schijnen niet origineel. De opkamer wordt gedomineerd door een sierlijke schouw met rechtgerande schoorsteen, afgeboord door pilastervormige rechtstanden met cannelures, de gestucte schoorsteenmantel is opgebouwd uit een laag rechthoekig paneel (voormalige spiegel?), bekroond door een rond medaillon, afgeboord door kranswerk; een klassieke kroonlijst boordt het geheel bovenaan af. De zoldering wordt sober afgelijnd door een gestucte lijst. Aan deze lijst is zichtbaar dat het aan de gang grenzende gedeelte van de kamer vroeger niet bij het vertrek hoorde, maar vermoedelijk als traphalletje fungeerde.
Boven de linkerzijbouw is er één kamertje ingericht met een monumentaal schoorsteentje met rechtgerande haard en een lage boezem met centraal, schouderbogig paneel, bekroond door een strik en bladslingers.
In de vestibule en de zijgebouwen zijn er weinig vermeldenswaardige interieurelementen, buiten de cementtegelvloeren. Houten trappen leiden zowel in de linker- als in de rechterzijbouw naar vertrekken op de verdieping.


Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/70000/2609.1 Beringen (Paal): woning Schoolstraat 26-28 (S.N. s.d.).
Auteurs: De Houwer, Veerle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Dorpswoning met dwarsschuur [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/21464 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.