Burgerhuis in naoorlogs modernisme gebouwd in opdracht van Marc Turfkruyer, naar een ontwerp door de architecten Marc Appel en Jan Welslau uit 1952. De bouwheer is vermoedelijk de bekende filmcriticus Marc Turfkruyer (1900-1990), hoofdredacteur van het weekblad Cinema, het orgaan van het Belgische filmbedrijf, en filmrecensent voor de Volksgazet, ABC en de lokale Antwerpse zender Radio Kerkske. Naar verluidt was hij ook betrokken bij het Comité voor Artistieke Werking (C.A.W.), een tentoonstellingsorganisatie voor actuele kunst gevestigd op de Meir. Het gebouw werd in 1953 opgetrokken door de Algemene Bouwondernemingen Jacobs, een lokale aannemer gevestigd in de Samberstraat.
De woning Turfkruyer behoort tot het vroege oeuvre van de Marc Appel en Jan Welslau, die in 1946 als jonge associés debuteerden met het bekroonde wedstrijdontwerp voor het Provinciaal Veiligheidsinstituut in de Jezusstraat, een complex opgetrokken in 1949-1954. Tijdens deze periode realiseerden zij meerdere stadswoningen, landhuizen en appartementsgebouwen, die zich door een herkenbare signatuur in progressief opzicht onderscheidden van de dominante, conventionele architectuurstrekking van het moment. Het ontwerp is representatief voor de vernieuwende typologie, de expressieve vormgeving en het eigentijdse materiaalgebruik, eigen aan de architectuurproductie van Appel en Welslau uit de jaren 1950.
De rijwoning van het bel-etagetype met een gevelbreedte van 8,20 meter, telt drie bouwlagen onder een plat dak. Een gewapend betonskelet van vloerplaten en pijlers maakt de hoofdstructuur van het gebouw uit, in combinatie met metselwerk. De woning van bescheiden omvang, die de volledige oppervlakte van het ondiepe ingesloten perceel beslaat, kenmerkt zich door een open planopvatting georiënteerd op de straatgevel. Om het woonoppervlak, de lichtinval en het uitzicht te optimaliseren, zijn beide bovenverdiepingen over de volledige gevelbreedte uitgewerkt als een driezijdige erkerpartij, met doorlopende beglazing. Dit beeldbepalende aspect van de woning is doorgetrokken in het materiaalgebruik: een parement uit blauwe hardsteen voor de vlakke pui en zijpenanten, en uit witte natuursteen voor de erkerpartij. Horizontaal belijnd door de dorpels en de oorspronkelijk met koper beklede kroonlijst, vertoont deze laatste een verticale ribbenstructuur. Het schrijnwerk van inkomdeur en vensters is uit aluminium, hoewel de bouwplannen hout vermelden. Typisch zijn de niervormige greep en het traliewerk van de deur uit tropisch hardhout, ook gebruikt voor de patrijspoorten van de witgelakte sectionale garagepoort.
De begane grond biedt ruimte aan de inkomhal met tochtsas, geflankeerd door een kantoor of spreekkamer en de garage. De traphal linksachter wordt verlicht door een verticale strook glasstenen. De woonkamer neemt over de volledige breedte de bel-etage in, met aansluitend de keuken. Een tussen woonkamer en keuken uitgespaarde open schacht rechtsachter, is ingericht als een beglaasde patio met beplanting, bedoeld om de beslotenheid van het perceel met een lichtaccent en wat groen te doorbreken. De tweede verdieping bestaat uit de slaapkamer en de badkamer met een terrasje aan de open schacht, en een kleine logeerkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#30460.