19de-eeuws eclectisch landhuis met middeleeuwse steengroeve rondom, gelegen in een groot beboomd park, oorspronkelijk bijna 8 hectare, aangelegd rond 1880. Sinds 1953 rusthuis voor bejaarden in een gehalveerd park, met nieuwe gebouwen uit de jaren 1960, waaronder een moderne kapel en Lourdesgrot. Het park is toegankelijk via de H. Moeremanslaan waar nog één geblokte bepleisterde bakstenen pijler overblijft. Een tweede toegang bevindt zich aan het Bloemendal tussen twee geblokte ronde hardstenen zuilen. Het park bevat enkele bomen uit de 19de eeuw en een mooie rozenparterre.
Volgens de literatuur was er al sprake van een "kasteel" op deze locatie in de 14de eeuw, dat in handen was van een riddergeslacht dat de naam van Dilbeek droeg. Het eerste kasteel zou gebouwd zijn op een oude kalkzandsteengroeve en werd daarom ook "Hof te Putte" of "Château de la Fosse" genoemd. Door Wauters wordt het kasteel ook "Le Petit Château" genoemd. Het kasteel zou volledig verwoest zijn met uitzondering van een vierkante toren en volledig heropgebouwd in de 17de eeuw. Op de Ferrariskaart (1771-1778), staan er op deze locatie drie volumes opgetekend in een beboomd domein. Begin 19de eeuw werd het kasteel weergegeven als een U-vormig complex op de "Carte topographique de Bruxelles et de ses environs" opgesteld door G. De Wautier (1811). Er liep een dreef vanuit het dorpscentrum recht op het kasteel (de huidige Sint-Alenalaan). Rond 1830 behoorde het domein toe aan de familie Emmerechts, die het in 1792 had gekocht; ondertussen bestond het kasteel uit twee volumes loodrecht op elkaar. In 1835 werd het Hof te Putte verkocht aan Gaspard Moeremans. Deze liet het oude landhuis grondig verbouwen of afbreken en vervangen door een nieuw kasteel. In de oostgevel herinnert de jaarsteen "Anno 1837" aan deze bouw. Dit werd geregistreerd op het kadaster in 1849, samen met de bouw van een "batiment", het voormalige koetshuis, ten zuiden van het kasteel. Volgens de literatuur was de architect van het kasteel mogelijks Tilman François Suys (1783-1861). Een samenvoeging van de verschillende percelen en een "aanzienlijke verbetering" van het kasteel, waarbij het landhuis terug de term "kasteel" kreeg in de kadastrale leggers, werden geregistreerd in 1854. Op deze mutatieschets werden geen wijzigingen aan de plattegronden van de gebouwen opgetekend. Later zal het park nog uitgebreid worden tot een park van bijna acht hectare, dat rond 1880 aangelegd werd in landschappelijke stijl (al zichtbaar op de topografische kaart van 1891).
Een vergroting van het kasteel werd opgetekend in 1883. Het kasteel kreeg verschillende aanbouwen waaronder ook het oostelijke ronde torenvolume (de noordelijke ronde toren was nog niet aanwezig op de mutatieschets). In hetzelfde jaar werden er ook een ommuurde moestuin met serres (ten noorden) en een paviljoen (ten oosten) opgetekend. Deze bijgebouwen zijn heden gesloopt. De heden ook gesloopte dienstwoning ten zuiden en een vergroting van het koetshuis met woning tot een semi-gesloten complex werden geregistreerd in 1903. De noordelijke gedeelten van het kasteel met de noordelijke toren werden pas in 1916 geregistreerd, het ging hier echter om een rechtzetting van een eerdere opmeting; ook op een postkaart afgestempeld in 1909 is deze gevel al zichtbaar.
Het kasteel met park werd in 1946 onder verschillende eigenaars verdeeld. Toen werd er ook begonnen met het verkavelen van de randzones die nu niet meer tot het domein behoren. De straten Bloemendal, Oranjerielaan en Prieeldreef behoorden hiervoor tot het park en zijn nu ingenomen door villapercelen met villa's gebouwd vanaf de jaren 1950.
Het landhuis met het resterend deel van het park werd in 1953 verkocht aan de vzw 'Dames hospitalières du Foyer de Saint-Joseph'. Dezen richtten het in als rusthuis onder de naam "Maria Assumpta". De kamers van het kasteel werden aangepast aan deze nieuwe functie. In de jaren 1960 werden de verdiepingen aangepast aan de functie als rusthuis, ook de derde verdieping onder het dak werd verbouwd en kreeg een mansardedak, waarschijnlijk om de ruimte te vergroten voor extra kamers.
In 1964 werd een nieuwe grote vleugel "Fatima" ten noordwesten van het kasteel gebouwd om aan de stijgende behoefte naar extra kamers te voldoen (geregistreerd op het kadaster in 1965). Enkele jaren later, in 1968, werd ook het koetshuis vervangen door een tweede nieuwe vleugel "Sint-Jozef". Hier werd bovendien een kapel aangebouwd (bouwaanvraag uit 1967 en geregistreerd op het kadaster in 1970). Architect van dit nieuwe bijgebouw en van de kapel was J.L. Kaberghs (Brussel). Naast de kapel werd een Lourdesgrot gebouwd. In de jaren 1970 zullen al de nieuwe gebouwen met elkaar verbonden worden door ondergrondse tunnels (bouwaanvraag uit 1970, architect J.L. Kaberghs).
Het voormalige landhuis is centraal gelegen in het park en is fasegewijs tot stand gekomen tussen 1837 en begin 20ste eeuw. De vleugel "Fatima" van 1964 ligt hier ten noordwesten van en de vleugel "Sint-Jozef" van 1968 met kapel is gelegen ten zuidwesten van het landhuis.
Onderkelderd eclectisch landhuis met neoclassicistische elementen van twee tot drie bouwlagen op een verhoogde begane grond, (deels) onder een leien mansardedak met dakkapellen (dateert grotendeels uit de jaren 1960). Het landhuis heeft wit bepleisterde gevels met geblokte hoeklisenen. Het centrale gedeelte zit vervat tussen twee hogere torenvolumes van drie bouwlagen ten noorden en ten zuiden. De zuidelijke toren heeft op het dak een uitgewerkte ijzeren balustrade. Voornamelijk rechthoekige, voorheen beluikte muuropeningen met hardstenen lekdrempels. De lekdrempels op de verdiepingen lopen door over de gevel als waterlijst.
Noordgevel met hoofdtoegang (?) met centrale deur in een hardstenen geprofileerde omlijsting met hardstenen hoofdgestel en bovenliggend venster eveneens in een geprofileerde omlijsting met hoofdgestel. De toegang is bereikbaar via een bordes met balustrade. Westzijgevel met centraal toegangsrisaliet afgeboord met geblokte hoeklisenen. Centrale deur eveneens in een geprofileerde hardstenen omlijsting met hardstenen hoofdgestel en op de verdiepingen ook een vensteropening met een geprofileerde hardstenen omlijsting.
Twee ronde hoektorens tegen de oostgevel. De meest noordelijke toren, uit begin 20ste eeuw (?), heeft twee geledingen onder een koepelvormig dak met ruitertje en is uitgevoerd in neoclassicistische stijl met festoenen in de fries. De zuidelijke toren, uit het laatste kwart van de 19de eeuw, met twee geledingen onder een leien kegelvormige spitstoren heeft een soberdere uitwerking. Beide torens hebben in het dak oeils-de-boeuf en de muuropeningen zijn voorzien van een geprofileerde hardstenen omlijsting. Het interieur van het kasteel werd aangepast aan de functie als rusthuis. De bovenverdiepingen worden bewoond en de administratie bevindt zich op de begane grond.
De verblijfsvleugel "Fatima" bestaat uit een eenvoudig rechthoekig gebouw van vier bouwlagen en biedt onderdak aan achtenzestig kamers of appartementen. De vleugel bezit ook grote leefruimtes. De vleugel "Sint-Jozef" telt dertig kamers en een kapel, een cafetaria en een feestzaal. Het is een eenvoudige vleugel uit wit-gele en donkergrijze baksteen van twee bouwlagen onder een plat dak. Ten westen aansluitende kapel opgebouwd uit wit-gele baksteen en beton met een speelse volumewerking op een onregelmatige plattegrond. De kapel bestaat uit een atrium of inkom en daarachter de kapelruimte met afgerond koor. Rechts een aangebouwde sacristie. Het gebouw wordt getypeerd als kapel door de betonnen V-vormige gebogen mast bekroond met een ijzeren kruis boven de toegang van de kapel. De lange smalle rechthoekige muuropeningen zijn gevuld met abstracte glas-in-betonramen.
Een groot gedeelte van het laat-middeleeuwse Brussel – en onder meer ook van het stadhuis van Leuven – werd opgetrokken uit Lediaan kalkzandsteen ('Balegemse steen') afkomstig uit Dilbeekse 'steenpoelen' op de waterscheidingskam tussen Zenne en Dender. Het landhuis werd in 1830 door de familie Emmerechts omringd door een lappendeken van kleine percelen bos, boomgaard, moestuin en een perceel 'lustbos' van 1 hectare 75 are (perceel 256) aan de rand waarvan een 'lustvijver' met twee eilandjes (perceel 283) lag, in totaal bijna zes hectare. In opdracht van Gaspard Moeremans werd de heterocliete verzameling percelen rond het kasteel samengesmolten tot één perceel lusttuin (nummer 256a) van bijna acht hectare. Op de stafkaart van 1891 wordt de landschappelijke structuur van het park afgebeeld: de oprit (steil bergaf ) vanaf de oude weg Brussel-Ninove en in het verlengde van de beukendreef die van de dorpskerk komt, en een net van lussen die het park ontsluiten; geen duidelijke zichtassen of perspectieven.
In 1946 werd het domein onder verschillende eigenaars verdeeld en werd ook een begin gemaakt met de verkaveling van de randzones. Door de aanleg van een nieuwe straat met villapercelen in de jaren 1950 ging de noordwestelijke helft van de voormalige lusthof teloor. Het verdwenen parkgedeelte leeft nog voort in de nieuwe straatnamen (Bloemendal, Oranjerielaan, Prieeldreef). In 1953 werd het kasteel met de rest van het park (circa 2 hectare) verkocht aan de vereniging zonder winstgevend doel 'Dames hospitalières du Foyer de Saint-Joseph', die het parkmeubilair verrijkte met (ondertussen verdwenen) madonnabeelden en een Lourdesgrotje. Bovendien werd er een mooie rozentuin aangelegd, de parterres afgeboord met buxushagen en gepunt met cipresachtigen (Juniperus communis 'Hibernica', Juniperus sabina, Chamaecyparis pisifera 'Nana aureovariegata',...), naar achter toe oplopend tegen een achtergrond van met klimrozen begroeide boogjes. De (onbekende) ontwerper van de rozenparterres heeft mogelijk ook de groene fauteuils geïnspireerd, gevormd door zitbanken en nissen van laurierkers (Prunus laurocerasus, 'Otto Luyken') op het gazon langs de oprit ten zuiden van het kasteel en voor het terrasje met balustrade op het steile, 8 meter hoge talud aan de zuidrand van het park (momenteel ingelijfd bij een van de villatuinen aan de H. Moeremansstraat).
Wat is er overgebleven van het 19de-eeuwse park? De bakstenen pijlers van het toegangshek aan de Moermansstraat en een van de arduinen pijlers aan Bloemendal. Een dozijn bomen: de monumentale, laagvertakte zomerlinde (Tilia platyphyllos) en de ginkgo (Ginkgo biloba) op het ereplein ten zuiden van het kasteel en, verspreid over de periferie, twee bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en twee tamme kastanjes (Castanea sativa). Het oude 'lustbos' met het vijvertje ten noorden van het huidige park is deels verkaveld, deels gedegradeerd tot een struweel met veel opslag van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en Japanse duizendknoop (Polygonum cuspidatum).
Merkwaardige bomen (Het cijfer in vet geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)
Deze tekst is een samenvoeging van volgende twee teksten:
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. & Verwinnen K. 2018: Domein Maria Assumpta [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298482 (geraadpleegd op ).
19de-eeuws eclectisch landhuis gelegen in een groot beboomd park tussen de H. Moeremanslaan, de Astridlaan, het Bloemendal, de Oranjerielaan en de Hof ter Puttenlaan ten noordoosten van de dorpskern. Heden in gebruik als rusthuis met nieuwe gebouwen uit de jaren 1960. Het park is toegankelijk via de H. Moeremanslaan waar nog één geblokte bepleisterde bakstenen pijler overblijft. Een tweede toegang bevindt zich aan het Bloemendal tussen twee geblokte ronde hardstenen zuilen.
Volgens de literatuur was er al sprake van een "kasteel" op deze locatie in de 14de eeuw, dat in handen was van een riddergeslacht dat de naam van Dilbeek droeg. Het eerste kasteel zou gebouwd zijn op een oude kalkzandsteengroeve en werd daarom ook "Hof te Putte" of "Château de la Fosse" genoemd. Door Wauters wordt het kasteel ook "Le Petit Château" genoemd. Het kasteel zou volledig verwoest zijn met uitzondering van een vierkante toren en volledig heropgebouwd in de 17de eeuw. Op de Ferrariskaart (1771-1778), staan er op deze locatie drie volumes opgetekend in een beboomd domein. Begin 19de eeuw werd het kasteel weergegeven als een U-vormig complex op de "Carte topographique de Bruxelles et de ses environs" opgesteld door G. De Wautier (1811). Er liep een dreef vanuit het dorpscentrum recht op het kasteel (de huidige Sint-Alenalaan). Rond 1830 behoorde het domein toe aan de familie Emmerechts, die het in 1792 had gekocht; ondertussen bestond het kasteel uit twee volumes loodrecht op elkaar. In 1835 werd het Hof te Putte verkocht aan Gaspard Moeremans. Deze liet het oude landhuis grondig verbouwen of afbreken en vervangen door een nieuw kasteel. In de oostgevel herinnert de jaarsteen "Anno 1837" aan deze bouw. Dit werd geregistreerd op het kadaster in 1849, samen met de bouw van een "batiment", het voormalige koetshuis, ten zuiden van het kasteel. Volgens de literatuur was de architect van het kasteel mogelijks Tilman François Suys (1783-1861). Een samenvoeging van de verschillende percelen en een "aanzienlijke verbetering" van het kasteel, waarbij het landhuis terug de term "kasteel" kreeg in de kadastrale leggers, werden geregistreerd in 1854. Op deze mutatieschets werden geen wijzigingen aan de plattegronden van de gebouwen opgetekend. Later zal het park nog uitgebreid worden tot een park van bijna acht hectare, dat rond 1880 aangelegd werd in landschappelijke stijl (al zichtbaar op de topografische kaart van 1891).
Een vergroting van het kasteel werd opgetekend in 1883. Het kasteel kreeg verschillende aanbouwen waaronder ook het oostelijke ronde torenvolume (de noordelijke ronde toren was nog niet aanwezig op de mutatieschets). In hetzelfde jaar werden er ook een ommuurde moestuin met serres (ten noorden) en een paviljoen (ten oosten) opgetekend. Deze bijgebouwen zijn heden gesloopt. De heden ook gesloopte dienstwoning ten zuiden en een vergroting van het koetshuis met woning tot een semi-gesloten complex werden geregistreerd in 1903. De noordelijke gedeelten van het kasteel met de noordelijke toren werden pas in 1916 geregistreerd, het ging hier echter om een rechtzetting van een eerdere opmeting; ook op een postkaart afgestempeld in 1909 is deze gevel al zichtbaar.
Het kasteel met park werd in 1946 onder verschillende eigenaars verdeeld. Toen werd er ook begonnen met het verkavelen van de randzones die nu niet meer tot het domein behoren. De straten Bloemendal, Oranjerielaan en Prieeldreef behoorden hiervoor tot het park en zijn nu ingenomen door villapercelen met villa's gebouwd vanaf de jaren 1950.
Het landhuis met het resterend deel van het park werd in 1953 verkocht aan de vzw 'Dames hospitalières du Foyer de Saint-Joseph'. Dezen richtten het in als rusthuis onder de naam "Maria Assumpta". De kamers van het kasteel werden aangepast aan deze nieuwe functie. In de jaren 1960 werden de verdiepingen aangepast aan de functie als rusthuis, ook de derde verdieping onder het dak werd verbouwd en kreeg een mansardedak, waarschijnlijk om de ruimte te vergroten voor extra kamers.
In 1964 werd een nieuwe grote vleugel "Fatima" ten noordwesten van het kasteel gebouwd om aan de stijgende behoefte naar extra kamers te voldoen (geregistreerd op het kadaster in 1965). Enkele jaren later, in 1968, werd ook het koetshuis vervangen door een tweede nieuwe vleugel "Sint-Jozef". Hier werd bovendien een kapel aangebouwd (bouwaanvraag uit 1967 en geregistreerd op het kadaster in 1970). Architect van dit nieuwe bijgebouw en van de kapel was J.L. Kaberghs (Brussel). Naast de kapel werd een Lourdesgrot gebouwd. In de jaren 1970 zullen al de nieuwe gebouwen met elkaar verbonden worden door ondergrondse tunnels (bouwaanvraag uit 1970, architect J.L. Kaberghs).
Het voormalige landhuis is centraal gelegen in het park en is fasegewijs tot stand gekomen tussen 1837 en begin 20ste eeuw. De vleugel "Fatima" van 1964 ligt hier ten noordwesten van en de vleugel "Sint-Jozef" van 1968 met kapel is gelegen ten zuidwesten van het landhuis.
Onderkelderd eclectisch landhuis met neoclassicistische elementen van twee tot drie bouwlagen op een verhoogde begane grond, (deels) onder een leien mansardedak met dakkapellen (dateert grotendeels uit de jaren 1960). Het landhuis heeft wit bepleisterde gevels met geblokte hoeklisenen. Het centrale gedeelte zit vervat tussen twee hogere torenvolumes van drie bouwlagen ten noorden en ten zuiden. De zuidelijke toren heeft op het dak een uitgewerkte ijzeren balustrade. Voornamelijk rechthoekige, voorheen beluikte muuropeningen met hardstenen lekdrempels. De lekdrempels op de verdiepingen lopen door over de gevel als waterlijst.
Noordgevel met hoofdtoegang (?) met centrale deur in een hardstenen geprofileerde omlijsting met hardstenen hoofdgestel en bovenliggend venster eveneens in een geprofileerde omlijsting met hoofdgestel. De toegang is bereikbaar via een bordes met balustrade. Westzijgevel met centraal toegangsrisaliet afgeboord met geblokte hoeklisenen. Centrale deur eveneens in een geprofileerde hardstenen omlijsting met hardstenen hoofdgestel en op de verdiepingen ook een vensteropening met een geprofileerde hardstenen omlijsting.
Twee ronde hoektorens tegen de oostgevel. De meest noordelijke toren, uit begin 20ste eeuw (?), heeft twee geledingen onder een koepelvormig dak met ruitertje en is uitgevoerd in neoclassicistische stijl met festoenen in de fries. De zuidelijke toren, uit het laatste kwart van de 19de eeuw, met twee geledingen onder een leien kegelvormige spitstoren heeft een soberdere uitwerking. Beide torens hebben in het dak oeils-de-boeuf en de muuropeningen zijn voorzien van een geprofileerde hardstenen omlijsting.
Het interieur van het kasteel werd aangepast aan de functie als rusthuis. De bovenverdiepingen worden bewoond en de administratie bevindt zich op de begane grond.
De verblijfsvleugel "Fatima" bestaat uit een eenvoudig rechthoekig gebouw van vier bouwlagen en biedt onderdak aan achtenzestig kamers of appartementen. De vleugel bezit ook grote leefruimtes.
De vleugel "Sint-Jozef" telt dertig kamers en een kapel, een cafetaria en een feestzaal. Het is een eenvoudige vleugel uit wit-gele en donkergrijze baksteen van twee bouwlagen onder een plat dak. Ten westen aansluitende kapel opgebouwd uit wit-gele baksteen en beton met een speelse volumewerking op een onregelmatige plattegrond. De kapel bestaat uit een atrium of inkom en daarachter de kapelruimte met afgerond koor. Rechts een aangebouwde sacristie. Het gebouw wordt getypeerd als kapel door de betonnen V-vormige gebogen mast bekroond met een ijzeren kruis boven de toegang van de kapel. De lange smalle rechthoekige muuropeningen zijn gevuld met abstracte glas-in-betonramen.
In het park staan nog enkele in de 19de eeuw aangeplante monumentale bomen. Verder werden er na de inrichting als rusthuis enkele Madonnabeelden (nu verdwenen) en een Lourdesgrot geplaatst. Er werd ook een nieuwe rozentuin aangelegd met de komst van de zusters.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verwinnen K. 2013: Domein Maria Assumpta [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143994 (geraadpleegd op ).
Landschappelijk park, oorspronkelijk bijna 8 hectare, aangelegd rond 1880 in een middeleeuwse steengroeve rond een eclectisch kasteel; sinds 1953 rusthuis voor bejaarden in een gehalveerd park; enkele bomen uit de 19de eeuw en een mooie rozenparterre.
Een groot gedeelte van het laat-middeleeuwse Brussel – en onder meer ook van het stadhuis van Leuven – werd opgetrokken uit Lediaan kalkzandsteen ('Balegemse steen') afkomstig uit Dilbeekse 'steenpoelen' op de waterscheidingskam tussen Zenne en Dender. Het 'Hof te Putte' of 'Château de la Fosse', gelegen in een oude steengroeve aan de noordrand van het dorp, zou al vermeld zijn in de 14de eeuw. Het wordt onnauwkeurig afgebeeld op de Ferrariskaart (1771-1775) en met wat meer precisie op de 'Carte topographique de Bruxelles et de ses environs' opgesteld door G. De Wautier in 1811. Het lag in het verlengde van de beukendreef die vanaf de dorpskerk langsheen de slotgracht van het groot kasteel naar de oude steenweg Brussel-Ninove liep, de huidige Sint-Alenalaan. In 1830 behoorde het toe aan een familie Emmerechts, die het in 1792 had gekocht. Het landhuis werd omringd door een lappendeken van kleine percelen bos, boomgaard, moestuin en een perceel 'lustbos' van 1 hectare 75 are (perceel 256) aan de rand waarvan een 'lustvijver' met twee eilandjes (perceel 283) lag, in totaal bijna zes hectare.
In 1835 werd het Hof te Putte verkocht aan Gaspard Moeremans (vanaf 1928 Moeremans d'Emaus), die het oude landhuis grondig liet herbouwen, mogelijk naar het ontwerp van de bekende architect Tilman-François Suys (1783-1861). De uiteindelijke vormgeving van het kasteel werd geregistreerd in 1916 maar moet al lang voordien zijn uitgevoerd, want een in 1909 afgestempelde prentbriefkaart toont het kasteel in zijn huidige, eclectische gedaante: een witgepleisterd, tweelaags gebouw met een leien mansardedak, twee hoektorens, oeils-de-boeuf en dakkapellen, imitatie-hoekkettingen, bordes, festoenen en pilasters. De heterocliete verzameling percelen rond het kasteel werd dan ook samengesmolten tot één perceel lusttuin (nummer 256a) van bijna acht hectare. Op de stafkaart van 1891 wordt de landschappelijke structuur van het park afgebeeld: de oprit (steil bergaf ) vanaf de oude weg Brussel-Ninove en in het verlengde van de beukendreef die van de dorpskerk komt, en een net van lussen die het park ontsluiten; geen duidelijke zichtassen of perspectieven. In het noordwestelijk gedeelte van de tuin bevond zich een ommuurde moestuin met serres, later aangevuld met een kleine oranjerie, en niet ver van de vijver lag een paviljoen dat werd afgebroken rond 1940. Het koetshuis – rond 1960 vervangen door het huidige complex – bevond zich rechts van de oprit, 50 m voor het kasteel. Aan de zuidoostelijke rand van het domein stond ook een dienstwoning (perceel 256f, geregistreerd in 1903).
In 1946 werd het domein onder verschillende eigenaars verdeeld en werd ook een begin gemaakt met de verkaveling van de randzones. Door de aanleg van een nieuwe straat met villapercelen in de jaren 1950 ging de noordwestelijke helft van de voormalige lusthof teloor. Het verdwenen parkgedeelte leeft nog voort in de nieuwe straatnamen (Bloemendal, Oranjerielaan, Prieeldreef). In 1953 werd het kasteel met de rest van het park (circa 2 hectare) verkocht aan de vereniging zonder winstgevend doel 'Dames hospitalières du Foyer de Saint-Joseph', die het kasteel inrichtte als rusthuis, naast het kasteel een vierlaags blok met kamers en appartementen bouwde en het parkmeubilair verrijkte met (ondertussen verdwenen) madonnabeelden en een Lourdesgrotje. Bovendien werd er een mooie rozentuin aangelegd, de parterres afgeboord met buxushagen en gepunt met cipresachtigen (Juniperus communis 'Hibernica', Juniperus sabina, Chamaecyparis pisifera 'Nana aureovariegata',...), naar achter toe oplopend tegen een achtergrond van met klimrozen begroeide boogjes. De (onbekende) ontwerper van de rozenparterres heeft mogelijk ook de groene fauteuils geïnspireerd, gevormd door zitbanken en nissen van laurierkers (Prunus laurocerasus, 'Otto Luyken') op het gazon langs de oprit ten zuiden van het kasteel en voor het terrasje met balustrade op het steile, 8 meter hoge talud aan de zuidrand van het park (momenteel ingelijfd bij een van de villatuinen aan de H. Moeremansstraat).
Wat is er overgebleven van het 19de-eeuwse park? De bakstenen pijlers van het toegangshek aan de Moermansstraat en een van de arduinen pijlers aan Bloemendal. Een dozijn bomen: de monumentale, laagvertakte zomerlinde (Tilia platyphyllos) en de ginkgo (Ginkgo biloba) op het ereplein ten zuiden van het kasteel en, verspreid over de periferie, twee bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') en twee tamme kastanjes (Castanea sativa). Het oude 'lustbos' met het vijvertje ten noorden van het huidige park is deels verkaveld, deels gedegradeerd tot een struweel met veel opslag van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) en Japanse duizendknoop (Polygonum cuspidatum).
Merkwaardige bomen (Het cijfer in vet geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)
Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Deneef R. & Wijnant J. 2005: Domein Maria Assumpta [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298481 (geraadpleegd op ).