Burgerhuis in beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van A. Schuller-Barber, naar een ontwerp door de architect Emiel Janssens uit 1931.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, telt de statige rijwoning drie bouwlagen onder een plat dak. De verzorgde lijstgevel is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, verwerkt met natuursteen voor de plint, puilijst, omlijstingen en het hoofdgestel. Symmetrisch van opbouw legt de compositie de klemtoon op de middenas, die op de eerste verdieping wordt gemarkeerd door een driezijdige erker met afdak. Verder volgt de opstand een regelmatig schema, met overwegend brede raampartijen, en de inkom in de zijtravee. Het geveldecor dat uit cartouchesleutels en een typisch rondboogpoortje bestaat, is ontleend aan de barok en de Lodewijk XV-stijl. Opvallend druk is het patroon van het smeedijzeren traliewerk en de vensterleuningen met spiraalmotief. Het houten schrijnwerk van de deur en vensters is bewaard.

Voornaam van opzet en georganiseerd rond de monumentale traphal, beantwoordt de plattegrond aan een welstellende levensstijl. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan de vestibule, de woon- en ontvangstvertrekken en de keuken met office. Het tweeledige salon neemt de straatzijde in, de ruime eetkamer met veranda de tuinzijde. Op de eerste verdieping bevinden zich twee grote slaapkamers, de badkamer met bovenlicht en een 'studio' met terras. De tweede verdieping, slechts bereikbaar via een secundaire trap, herbergt vier kleinere kamers en de linnenkamer.