Appartementsgebouw met bedrijfsruimte in art-decostijl, gebouwd in opdracht van Theo Van Linden-Verstraete, naar een ontwerp door de architecten Jan Vanhoenacker, John Van Beurden en Jos Smolderen uit 1928. De firma Van Linden was actief als glaswerkbedrijf, zowel een handel in spiegel- en vensterglas, als een atelier voor kunstglasramen. De Antwerpse aannemer Jules Somers stond in voor de bouwwerken.

Vanhoenacker, Van Beurden en Smolderen, associés sinds 1920 tot omstreeks 1930, waren aanvankelijk vooral actief in de wederopbouw van de Westhoek. Tot hun belangrijkste realisaties behoort het in 1924 ontworpen hotel Jussiant in de Arthur Goemaerelei. Vanhoenacker tekende in 1928 met Smolderen en Emiel Van Averbeke nog voor de Boerentoren op de Schoenmarkt, en in 1929 met Van Beurden en de associés Vincent Cols en Jules De Roeck voor het Century Hotel in de De Keyserlei. Smolderen van zijn kant was al in 1926 aangesteld als hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling van 1930. Het appartementsgebouw Van Linden-Verstraete is representatief voor de art-decostijl die Vanhoenacker, Van Beurden en Smolderen in hun residentiële architectuur van de jaren 1920 ontplooien.

Het complex omvat een rijwoning van twee ongelijke traveeën en vier bouwlagen onder een plat dak, en een achterliggend pakhuis dat de rest van het perceel inneemt, één bouwlaag hoog onder glaskap in de middenzone, en twee bouwlagen hoog achteraan. De lijstgevel is opgetrokken uit geel baksteenmetselwerk in kruisverband en rollagen, verwerkt met natuursteen voor de pui en de erkerpartij, op een arduinen plint. Het onderscheid tussen de vlakke pui en de bovenbouw met kolossale pilasters en lisenen, markeert de opdeling in de bedrijfs- en woonfunctie. De klemtoon van de gevelcompositie ligt op de driezijdige erkerpartij die over de bovenverdiepingen oploopt. In de pui wordt het privéportaal met bovenliggende entresol geflankeerd door de hoge inrijpoort, met als ornament een decoratieve sluitsteen waarin de initiaal V van de opdrachtgever te herkennen valt. De smeedijzeren deur, poort en venstertralies zijn integraal bewaard, het houten vensterschrijnwerk grotendeels.

De plattegrond biedt in de benedenbouw ruimte aan de inkom- en traphal met lift van de appartementen, een klein en een groot kantoor op de begane grond en de entresol, en de inrit naar het pakhuis, dat zich als een eenbeukige ruimte over de volledige diepte van het perceel uitstrekt. De drie appartementen op de bovenverdiepingen bestaan uit een suite van salon en eetkamer aan de straat, de keuken met terras, (meiden)kamer en badkamer in de middenzone, en twee slaapkamers met balkon gescheiden door een klein dienstvertrek aan de achterzijde.