Zuidgericht boerenburgerhuis gelegen in een bocht van Barrevoetsehoek en op de kruising met de Groenstraat.
Het omhaagde erfperceel gaat conform de Ferrariskaart (1777) zeker terug gaat tot het derde kwart van de 18de eeuw. Het erf is omringd door een gemengde haag. Het toegangspad is gekasseid en op het erf ligt een vijver. De huidige bebouwing wordt eveneens gesitueerd op de Poppkaart (derde kwart 19de eeuw). Daar staat eveneens een dwarsschuur afgebeeld. Van 1939-40 tot in de jaren 1980 stond er evenwijdig met de straat eveneens een schuur die aansloot bij de dwarsschuur zodat het erf deels ontsloten was.
De oudst bekende eigenaar is Eugène Bierbuyk, landbouwer te Aalst. Hij heeft de site die op dat moment bestaat uit een huis en schuur, land, hooiland en boomgaard zeker al in bezit in 1830. Via vererving komt de site in 1861 in handen van Antoon Karel Boom, handelaar te Curegem. Vijftien jaar later zal hij de site verkopen aan De Craecker Jan Baptist, landbouwer te Aalst. De vererving na het overlijden van Jan Baptist in 1894 en zijn vrouw in 1897 leidt tot een verdeling van de gronden onder de kinderen Therese en Petrus. Het huis blijft in onverdeeldheid. Wanneer Petrus in 1921 sterft, erft zijn zus alle gronden. Zij verkoopt de volledige site aan Pieter Roggeman (1925), landbouwer te Schellebelle. Hij vormt de hoeve terug om tot één kadastraal perceel en bouwt de ondertussen weer afgebroken schuur in 1939-40. De hoeve is dan omgeven door (hooi-)land. De familie Bauwens-Van Leuven, landbouwers te Melle, worden eigenaar in 1954. In 1983 ontstaat de huidige perceelscontext: woonhuis met omgevende gronden. De nog resterende schuren verdwijnen kort daarna. Ten tijde van de inventarisatie (2012) was de familie Bauwens nog steeds eigenaar van de site.
Analyse van het pand doet vermoeden dat het gaat om een 18de-eeuws pand met verbouwingen van rond 1900 en het midden van de 20ste eeuw. De erkeruitbouw en aanbouw aan de achterzijde zijn niet kadastraal genoteerd en kunnen slecht bij benadering gedateerd worden.
Het eenlaagse boerenburgerhuis met mansardedak, vermoedelijk uit de 18de eeuw, telt zeven ongelijke traveeën. De witgeschilderde, met schijnvoegen versierde gecementeerde gevel onttrekt eventuele bouwsporen aan het oog. De linker travee heeft in de voorgevel geen muuropeningen, de zesde heeft een toegangsdeur en de uiterst rechtse een erkeruitbouw, vermoedelijk midden 20ste eeuw. De overgebleven traveeën zijn voorzien van beluikte vensters met natuurstenen kruismonelen. Het schrijnwerk is 20ste-eeuws. Eenvoudige smeedijzeren muurankers ritmeren de gevel. De achtergevel is gesloten. In de uiterste rechter travee zitten sporen van een gesloten omlijste 18de-eeuwse deuropening en negstenen. Ernaast een kleine raamopening. De gevel werd verbouwd door de plaatsing van een aanbouw in de 20ste eeuw. Oostelijke zijgevel telt drie ramen, de westelijke zijgevel heeft geen raamopeningen.
Het dak is belegd met kunstleien en voorzien van dakvlakramen. Het interieur heeft aan de voorzijde een slaapkamer, woonkamer, gang en erkerkamer. Moer- en kinderbalken bleven bewaard boven een recenter plafond. Slaap- en woonkamer behielden mooie tegelvloeren; in de slaapkamer ook een marmeren schouwmantel uit de 19de eeuw. Het erf is omringd door een gemengde haag. Het toegangspad is gekasseid en op het erf ligt een vijver.
- Kadasterarchief Oost-Vlaanderen, reeks 207 (mutatieschetsen), Lede, 1ste Afdeling, Sectie F, 1897/24, 1940/97, 1971/63, 1983/77.