is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel de Spoelberch
Deze vaststelling is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Dorpsplein van Lovenjoel met Groot Park en watermolen Heystmolen met omgevende beemden
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel de Spoelberch
Deze vaststelling was geldig van tot
In oorsprong classicistisch kasteel gelegen in de zuidwestelijke hoek van het Groot Park, ten oosten van de Heystmolen.
Het kasteel werd vermoedelijk omstreeks 1750 gebouwd als huis van plaisantie voor de familie de Spoelberch. Het wordt op de Ferrariskaart van 1771-1778 verkeerdelijk aangeduid als 'Château de Spelberg'. Het gebouw vertoont er een onregelmatige plattegrond en is volledig omgracht. In de onmiddellijke omgeving, ten westen van het 'speelhuis' lag een hoeve en een watermolen met een grote vijver stroomopwaarts van de molen en twee kleine vijvers stroomafwaarts.
De eerste vermelding van het kasteel gebeurde in 1755 naar aanleiding van een bijeenkomst van de schepenbank; de tweede vermelding dateert van 1766 toen het landhuis met een rechte dreef verbonden werd met de kerk, een symbolisch gegeven voor de relatie tussen kerkelijke en wereldlijke macht. Deze dreef eindigde oorspronkelijk niet bij de kerk maar stopte op een perceel vlak bij de kerk dat omschreven werd als boomgaard van de Spoelberch en later onder meer werd gebruikt als begraafplaats van de zusters. Op het primitief kadasterplan van circa 1830 loopt de dreef door tot aan de kerk.
Het landhuis werd opgericht als buitenverblijf voor de 9de heer van Lovenjoel, burggraaf Karel Christiaan Jan de Spoelberch (1709-1772), die de heerlijkheid Lovenjoel als huwelijksgeschenk kreeg. Op 16 februari 1770 verkocht hij de heerlijkheid met het kasteel en alle bijhorigheden aan Frans Filip Jozef van Bemmel, algemeen ontvanger van de Staten van Brabant. Al op 9 maart 1770 werd de heerlijkheid met het kasteel opnieuw eigendom van Maximiliaan Antoon Jan Karel de Spoelberch, de oudste zoon van een jongere tak de Spoelberch, die zich baseerde op de 'naasting', een voorrecht hem toegekend door het feodale recht.
Op het primitieve kadaster van circa 1830 staat het kasteel aangeduid op een rechthoekige plattegrond met ten noorden en ten zuiden ervan telkens een lang smal bijgebouw; aan de straat (westzijde) staat er blijkbaar een poortgebouw; van de omgrachting resten op dat ogenblik nog twee lange smalle waterpartijen, respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het kasteel; in de periode 1836-1837 verdwijnt het noordelijke bijgebouw evenals de poort; in 1852 wordt er kadastraal een vergroting geregistreerd in de vorm van een verbinding tussen het kasteel en het nog bestaande zuidelijke bijgebouw; volgens sommige bronnen werd toen mogelijk ook de ingang die oorspronkelijk vermoedelijk op de straat aan de westzijde uitgaf, verplaatst naar de noordzijde; dit moet echter later gebeurd zijn aangezien een oude prentbriefkaart het kasteel nog toont zonder ingang aan de noordzijde; de oudste prentbriefkaarten dateren immers uit laatste kwart van de 19de eeuw. Ook de grachten zijn op dat ogenblik volledig verdwenen.
Na de Franse Revolutie kwam Maximiliaan de Spoelberch (1802-1873) er samen met zijn gezin wonen. Maximiliaan was burgemeester van Lovenjoel tussen 1834 en 1873; hij wist het kasteelpark sterk uit te breiden en had een ruime belangstelling voor dendrologie. Diverse uitheemse boomsoorten werden aangeplant in het park. In de periode 1836-1837 werd het park heraangelegd in een landschappelijke stijl: de Chinese brug dateert eveneens uit deze periode en werd vervaardigd door dorpssmid Van Schoonbeek.
Na het kinderloze overlijden van Karel de Spoelberch in 1907, komt het Groot Park met inbegrip van het kasteel in 1915 in handen van de Leuvense universiteit die het in erfpacht geeft aan de zusters van Liefde om er een instelling voor geesteszieke vrouwen op de richten onder de naam Salve Mater. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zal het kasteel tijdelijk gebruikt worden als 'Kommandantur' van het Duitse Leger.
In de Salve Materperiode wordt het bewoond door bemiddelde dames en op het einde door verpleegsters. Tot circa 1980 werd het kasteel aangewend als internaat voor studenten psychiatrische verpleegkunde; vanaf 1999 werd het opnieuw bewoond, naderhand werd het verkocht en gerenoveerd.
De toegangspoort tot het kasteelpark ligt in de as van het kerkportaal in het oosten van het domein en bestaat uit vermoedelijk 18de-eeuwse, geblokte hardstenen pijlers bekroond met een siervaas; het bovenste deel van de pijlers werd vernieuwd, zie het verschil in verwering. Mogelijk was de poort oorspronkelijk een deel van de kerkhofmuur ofwel was het de toegangspoort die lag bij het oorspronkelijke begin van de dreef tussen kerk en kasteel en bij de verlenging tot de kerk verplaatst werd. Het smeedijzeren toegangshek werd in de 19de eeuw vervaardigd door de dorpssmid Van Schoonbeek op bestelling van Maximiliaan de Spoelberch; het hek zelf werd in 1996 gestolen; in de overblijvende ovale kaders bovenaan waren oorspronkelijk de wapenschilden van de familie aangebracht.
De toegangsdreef in het verlengde is een mooie beukendreef, gekasseid met mergelsteen, waarvan het grootste deel werd aangelegd in 1766 als rechtstreekse verbinding tussen kerk en kasteel. De dreef eindigde oorspronkelijk niet bij de kerk maar stopte op een perceel vlak bij de kerk dat omschreven werd als boomgaard van de Spoelberch en later onder meer werd gebruikt als begraafplaats van de zusters die werkzaam waren of verbleven in de instelling Salve Mater. Deze begraafplaats sloot met haar ligging in de oostelijke hoek van het domein aan bij het kerkhof rond de Sint-Lambertuskerk; omstreeks 2005 werden de oorspronkelijke graven met individuele kruisjes verwijderd en vervangen door twee marmeren platen met de namen van de overleden zusters uit de periode 1948-1993; ze werden opgesteld aan weerszijden van een klein gedenkteken in de vorm van een pijler uitlopend op een kruis, dat zou dateren uit de periode 1937-1938 toen de begraafplaats een eerste maal werd vergroot.
Een tweede toegangsdreef, een gekasseide, rechte platanendreef ligt in het noorden en vormt vandaag het begin van de Bijzondereweg; de eigenlijke toegang tot het domein bestaat hier uit twee hardstenen hekpijlers met lijstkapiteel. Deze dreef is nog niet aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778) of de topografische Vandermaelenkaart (1846-1854), maar komt wel voor op de Poppkaart (circa 1860). Vermoedelijk werd deze dreef aangelegd toen de Spoelberch circa 1851 ter plaatse van het latere Salve Mater diverse percelen opkocht voor de uitbreiding van zijn park.
Kasteel: de 18de-eeuwse vormgeving van het kasteel bleef ondanks meerdere verbouwingen grosso modo bewaard; de oorspronkelijke bijgebouwen werden afgebroken. Het betreft een in oorsprong classicistisch gebouw op nagenoeg vierkante plattegrond en telt vijf en vijf traveeën en twee bouwlagen met souterrain onder een vernieuwd leien schilddak en recent ingebrachte dakkapellen met moderne vormgeving. De overigens strak uitgevoerde lijstgevels zijn bepleisterd en beschilderd en geopend door eenvoudige rechthoekige vensters, die voorheen beluikt waren zoals blijkt uit oude foto’s en prentkaarten. Het schrijnwerk werd integraal vernieuwd. De huidige hoofdgevel (noordzijde) wordt gemarkeerd door een centraal inkomrisaliet met rondboogdeur onder waterlijst op zware, geprofileerde imposten en geflankeerd door twee medaillons met leeuwenkoppen. De deur wordt voorafgegaan door een bordestrap met balusterafsluiting. Het interieur werd in de loop der tijden volledig ontmanteld.
Ter plaatse van het zogenaamde Fidesgebouw (nummer 10), gelegen aan de zuidelijke rand van het domein en op dit ogenblik een afgebrande (1999) ruïne, wordt al bebouwing aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1778). Het was oorspronkelijk een boerderij gelegen op een perceel dat door Maximiliaan de Spoelberch werd verworven voor de uitbreiding van het kasteelpark (zie straatnota). Na verbouwingswerken wordt het gebouw vanaf 1849 vermeld als oranjerie, kadastraal geregistreerd als volledige nieuwbouw in 1849; bij de registratie van een perceelwijziging in 1896 wordt de oranjerie bestempeld als 'huys'; ook bij de registratie van een vergroting, volgens de mutatieschetsen blijkbaar vooral het bijgebouw, blijft er sprake van een 'huys'; vermoedelijk kreeg het gebouw op dat ogenblik zijn huidig uitzicht en verdween het oranjerie-aspect. Later wordt het de eerste verblijfplaats van patiënten en verpleegkundigen van Salve Mater. In functie van het masterplan (zie straatinleiding) zal het geheel worden heropgebouwd en mogelijk ingericht als taverne. De ruïne betreft een verankerd bakstenen gebouw van zes en drie traveeën met rechthoekige muuropeningen met hardstenen dorpels; bovenaan zijn de gedichte steigergaten nog zichtbaar.
Van het oorspronkelijke parkmeubilair zijn nog enkele resten bewaard: de 19de-eeuwse 'Chinese brug' over de Molenbeek is een sierlijke boogbrug, gerealiseerd door de toenmalige dorpssmid Van Schoonbeek die ook het toegangshek vervaardigde. Verder is er de ijskelder nabij paviljoen Sint-André; bij de oprichting van Salve Mater in de jaren 1920 werd op de ijskelder een tuinpaviljoentje gebouwd.
Auteurs: Dewinter, Jos; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Groot Park
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel de Spoelberch [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214833 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.