Typisch landhuis uit het begin van de twintigste eeuw, gelegen in een nagenoeg volledig omhaagd park met bewaarde ovale rondweg voor- en achteraan en enkele oude bomen, waaronder beuken en een hakhoutstoof. Aan straatzijde is het domein begrensd door een lage bakstenen muur met pijlers en ijzeren hekken. De paardenstallen liggen ten noordwesten van het landhuis.

Historiek

Volgens de huidige eigenaars werd de villa gebouwd in 1906-1907 voor Paul Meulemans en zijn echtgenote Marie Huart, die de villa kregen als huwelijksgeschenk van hun ouders. Literatuurgegevens geven als bouwperiode naast 1906-1907 ook 1907-1908. De nu nog bestaande gebouwen werden evenwel pas in 1910 kadastraal geregistreerd als 'huis' en 'koetshuis'. Als eigenaar wordt inderdaad 'Meulemans-Houart Paul' aangehaald. Voor de mutatie maakte het perceel deel uit van een perceel 'bouwland' in eigendom van 'Meulemans Maria; Theresia en Isabella'; bij de mutatie was er bovendien een perceelswijziging; aan de zuidoostelijke zijde werd een stuk bijgevoegd, terwijl aan de zuidwestzijde een stuk werd afgesplitst. In 1940 aangekocht door Professor Henri Draye die het tijdelijk verhuurde maar in 1944 het pand zelf betrok met zijn gezin. Hij was burgemeester van Herent in de periode 1958-1964.

Beschrijving

Het met schijnvoegen gecementeerde complex heeft een voorkomen dat karakteristiek is voor de bouwperiode en bestaat uit een L-vormig volume van twee bouwlagen en een souterrain onder haakse schilddaken; in de oksel is er een hoger oplopend torenvormig volume dat dienst doet als inkom en trapkoker naar de verdieping. Aan de westzijde werd volgens de huidige eigenaars in 1940 een rechthoekig volume aangebouwd waarin toen de keuken werd ondergebracht die zich voorheen bevond in het souterrain; deze mutatie werd blijkbaar niet geregistreerd op het kadaster. Het torenvormige volume wordt gekarakteriseerd door een rechthoekig uitspringend inkomportaal met steektrap en een omlopende balustrade bovenaan. De hoeken worden gemarkeerd door geblokte hoeklisenen en de gevels zijn vrij opengewerkt door gevarieerde muuropeningen.

Het L-vormige hoofdvolume vertoont aan de oostzijde een vijfzijdige erker met bekronend terras met balusterafsluiting. De drie traveeën tellende achtergevel met verdiept gevelvlak en later aangebouwd terras is eenvoudig van uitzicht en geeft uit op de tuin met moestuin in de zuidoostelijke hoek. De benedenverdieping die de leefruimten bevat is opengewerkt door middel van rechthoekige vensters met afgeronde bovenhoeken en rondbogige bovenvensters. Het schrijnwerk bleef bewaard. Ook in de andere gevels zijn de muuropeningen afwisselend rechthoekig en boogvormig. De keldervensters zijn getralied.

Eenvoudig doch verfijnd interieur met bewaarde binnendeuren, parketvloeren, muren met stucwerkpanelen en schouwen naar verluidt afkomstig uit Franse kastelen. De meest westelijk gelegen leefruimte is visueel in twee gedeeld door het gebruik van plaasteren zuilen met een composietkapiteel. Een bordestrap met spijlenleuning leidt naar de verdieping. In de kelder bleven de oorspronkelijke tegelvloer en binnendeuren bewaard.

De paardenstallen zijn ondergebracht in een witgeschilderd en verankerd bakstenen volume van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder een zadeldak van Vlaamse pannen met de nok loodrecht op de straat. Lijstgevel gemarkeerd door hoger oplopende gedeelte met puntgevel in de tweede travee. Ook hier zijn de gevels opengewerkt met gevarieerde muuropeningen.