De hoeve met losstaande bestanddelen, genaamd Voswinning, is gelegen in de Crijtringstraat, ten zuiden van de autosnelweg Antwerpen-Maastricht. Het complex omvat een woonhuis, stal en dwarsschuur en werd in de jaren 1990 gerestaureerd.
Naar verluidt zou de hoeve op de Crijtringstraat reeds in 1670 bestaan hebben. In 1756 was een zekere Bormans Arnold als grootgrondbezitter eigenaar van de hoeve. Het hoevecomplex werd waarschijnlijk rond 1850 eigendom van de familie Vos, landbouwer te Hasselt. In de volksmond werd de hoeve sindsdien 'Vos Winning' genoemd.
De hoeve werd al aangeduid op de Ferrariskaart (1771-1777) als een gesloten complex met oostelijke aanhorigheid, gelegen in het gehucht Kreyt (huidig Crijt). Zowel op het primitief kadasterplan, als in de Atlas van de Buurtwegen werd het complex ingetekend als een hoeve met losstaande bestanddelen. Deze lagen gegroepeerd rondom een rechthoekig erf en bestonden ten noorden uit een langwerpig woonhuis, ten oosten uit een (dwars)schuur met bredere aanbouw, ten zuidoosten uit een bakhuis en ten westen uit een stal met schuin ernaast gelegen aanhorigheid. Ten laatste in 1851 en in 1855 verdwenen respectievelijk de aanbouw tegen de (dwars)schuur en de schuin tegenover de stal gelegen aanhorigheid. De opeenvolgende mutatieschetsen van 1870, 1879 en 1952 registreerden geen volumetrische wijzigingen aan de hoevecomponenten. Dit is pas het geval met de mutatieschets van 1993, die een aanbouw tegen de stal en een 'steegje' tussen het woonhuis en de (dwars)schuur documenteerde. Tevens werd het bakhuis, dat reeds in de jaren 1970 in slechte toestand verkeerde en verdween, niet meer ingetekend. Deze situatie werd onveranderd weergegeven op het kadasterplan op het moment van bescherming.
Het hoevecomplex met losse bestanddelen is geschikt rondom een rechthoekig erf en bestaat uit een woonhuis ten noorden, een vrij hoge stal ten westen, en een (dwars)schuur ten oosten. Deze laatste twee componenten worden door een recente muur in imitatievakwerk met elkaar verbonden. De hoeve werd door de huidige eigenaars na een aantal jaren van leegstand gerestaureerd in de jaren 1990. Ook voordien ondergingen de hoevecomponenten reeds meerdere restauraties, waarbij onder meer de oorspronkelijke lemen vullingen grotendeels vervangen werden door gecementeerde bakstenen vullingen, wandplaatschoren en regels ingevoegd werden in de voorgevel van het woonhuis, de muuropeningen lichtjes gewijzigd werden, en de achtergevel van het woonhuis opgemetst en versteend werd.
Het woonhuis ten noorden van het erf is haaks ten opzichte van de Crijtringstraat gelegen en telt zeven traveeën op een bakstenen stoel onder een mank zadeldak (Vlaamse pannen) met uitstekende daklijstbalken. In de laatste twee traveeën bevindt zich een onderkelderd hooghuis (graanspijker?) onder een hoger zadeldak met Vlaamse pannen op een verhoogde bakstenen stoel. In de oostgevel (rechterzijgevel) van het hooghuis is de oorspronkelijke sokkel uit mergelsteen bewaard, alsook in de kelder. Ook de sokkel van de linkerzijgevel (straatzijde) van het woonhuis bestond oorspronkelijk - naar verluidt - uit mergelsteen, maar werd vroeger reeds vervangen door een bakstenen stoel. De vakwerkstructuur van de erfzijdegevel omvat negen gepikte stijlen, wandplaatschoren in de eerste, tweede, vierde en vijfde travee, en verschillende regels. De wandplaatschoren en regels maken geen deel uit van de oorspronkelijke constructie maar werden later toegevoegd. De muuropeningen bestaan van links naai rechts uit drie beluikte vensters, een deuropening en een hoger gelegen, beluikt venster in de opkamer. De vensters werden tijdens de restauratie van de jaren 1990 voorzien van nieuwe ramen en luiken, waarbij de bestaande muuropeningen behouden bleven. De linkerzijgevels van het woon- en hooghuis hebben een pannen beschieting. De achtergevel van het woonhuis is versteend.
De vrij hoge stal ten westen van het erf is parallel met de Crijtringstraat gelegen en telt drie traveeën onder een vernieuwd zadeldak. De oorspronkelijke lemen vullingen werden omwille van hun vervallen toestand door de huidige eigenaars vervangen door gecementeerde bakstenen vullingen. Hierbij werd de bestaande vakwerkstructuur behouden, waar regels ingevoegd werden. De muuropeningen werden aangepast in overeenstemming met de nieuwe functie als gastenverblijf en het dak kreeg een gedeeltelijke verlenging over het gecreëerde terrasje zonder erfgoedwaarde. Beide zijgevels werden voorzien van een pannen beschieting.
De (dwars)schuur ten oosten van het erf omvat vier traveeën onder een zadeldak met Vlaamse pannen. De oorspronkelijke lemen vullingen zijn grotendeels versteend en gecementeerd. De erfzijdegevel telt voor zover waarneembaar zes gepikte stijlen. De muuropeningen bestaan uit een schuurpoort met langs weerszijden een (stal)deurtje, en een vensteropening tussen regels. Vóór dit venster, dat vernieuwd en beluikt werd, bevindt zich een recente veranda zonder erfgoedwaarde. De achtergevel telt twee kleine, beluikte venstertjes en een lage deuropening. Beide zijgevels hebben een pannen beschieting. De (dwars)schuur wordt door een recent muurtje in imitatievakwerk met de (voormalige) stal verbonden.
De schikking van het woonhuis op het moment van bescherming bestaat uit een inkomhal, die rechts toegang geeft tot de opkamer in het voormalige hooghuis (graanspijker?) en links tot de woonkamer in het vermoedelijk oorspronkelijke woongedeelte. Het luikje van de opkamer bleef behouden met toegang naar de kelder, terwijl de toegang naar de hoger gelegen opkamer recentelijk dichtgemaakt werd. In plaats daarvan is de opkamer (huidige keuken) toegankelijk via een trapje dat in het versteende gedeelte tegen de achtergevel geïnstalleerd werd. In de linkertopgevel van het hooghuis bleef een restant van het oorspronkelijke vitswerk bewaard. In het woongedeelte zelf is de centrale schouw behouden met een nieuwe haard. De oorspronkelijke indeling in enkele grotere vertrekken langs de zuidzijde en een reeks kleinere vertrekken langs de noordzijde werd reeds tijdens vroegere restauratiewerkzaamheden doorbroken. Zowel in het hooghuis als het woongedeelte werden de oorspronkelijke ankerbalken behouden. De troggewelven zijn niet authentiek.
In de stal is de interne hoofdstructuur grotendeels behouden. Overeenkomstig met de nieuwe functie als gastenverblijf, werden enkele aanpassingen aangebracht, zoals bijvoorbeeld de installatie van een haard.
In de schuur werden de oorspronkelijke ankerbalkgebinten behouden. De kepers werden vernieuwd en het dak zelf werd wind- en waterdicht gemaakt. De achtergevel werd recentelijk binnenin opgemetst ter versteviging. Het oorspronkelijke leemwerk werd in de mate van het mogelijke bewaard en eventueel verstevigd met plaatwerk.
De hoeve met losstaande bestanddelen bevindt zich in een grotendeels verkavelde context. Het rechthoekige binnenerf werd verfraaid met enkele sierstruiken en een antieke waterpomp. De eertijds ten zuiden van het erf gelegen waterput is verdwenen. Achteraan de hoeve werd recent een hoogstamboomgaard aangelegd op voormalig akkerland in agrarisch gebied. Deze wordt langs de noord- en oostzijde door hagen omgeven, die de nabij gelegen autostrade van Antwerpen naar Luik aan het zicht onttrekken. Het perceel ten zuiden (rechts) van de hoeve, dat niet behoort tot de afbakening van de bescherming als dorpsgezicht, wordt ingenomen door een weiland met onder meer een notelaar langs de straatzijde.
Bron: Beschermingsdossier DL002548, Vakwerkhoeves Diepenbeek (digitaal dossier)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2009: Vakwerkhoeve met losse bestanddelen Voswinning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/159400 (geraadpleegd op ).
Gerestaureerde hoeve met losstaande bestanddelen gegroepeerd rondom een rechthoekig erf, in kern opklimmend tot de 17de-18de eeuw. Gebouwen in stijl- en regelwerk met oorspronkelijk witgekalkte, lemen vullingen, bij de restauratie vervangen door gecementeerde, bakstenen vullingen.
Ten noorden van het erf, woonhuis van zeven traveeën onder mank zadeldak (nok loodrecht op de straat, Vlaamse pannen), op uitstekende daklijstbalken. In de laatste twee traveeën, hooghuis of graanspijker (?), onderkelderd en op een verhoogde begane grond met sokkel van natuursteen ten oosten, en voorzien van een hoger zadeldak (verspringende noklijn). Bakstenen stoel. Gepikte stijlen (zeven) en wandplaatschoren: in de eerste, tweede, vierde en vijfde travee. Verscheidene gepikte regels. Vier vensters en een deur. Pannen beschieting der linkerzijgevels van het woonhuis en het hooghuis. Versteende achtergevel van het woonhuis.
Ten westen, vrij hoge stal van drie traveeën onder zadeldak (Vlaamse pannen). Leembouw met overkalkte timmer. Drie poortjes waarvan twee gekoppeld. Restauratie is aan de gang. Ten oosten, dwarsschuur van vier traveeën onder zadeldak (Vlaamse pannen). Pannen beschieting der beide zijgevels. Stijl- en regelwerk met gerestaureerde bakstenen vullingen. Gepikte stijlen (zes) en regels (twee). Ten zuidoosten, sterk vervallen bakhuis in leembouw. Eén travee onder zadeldak (Vlaamse pannen). Waterput ten zuiden van het erf.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Vakwerkhoeve met losse bestanddelen Voswinning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/21488 (geraadpleegd op ).