erfgoedobject

Lagere Meisjesschool 22 en openbaar badhuis

bouwkundig element
ID
215030
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215030

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Het gebouwencomplex dat de lagere Meisjesschool 22 en een openbaar badhuis omvat, werd in opdracht van de stad Antwerpen opgetrokken in 1922-1927. Stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen tekende het ontwerp vermoedelijk kort vóór zijn plotse overlijden in maart 1919, als een van zijn allerlaatste opdrachten in openbare dienst. De Antwerpse gemeenteraad gaf haar goedkeuring aan de plannen tijdens de zitting van 4 augustus 1919, waarna het complex postuum werd opgetrokken onder leiding van zijn opvolger stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke, die eind 1921 het lastenboek opmaakte. Begroot op 300 werkdagen, werd de bouw in juni 1922 bij openbare aanbesteding toegewezen aan de Antwerpse aannemers Laurent Depoorter en Albert Angenot, voor een bedrag van 1.098.687 Belgische frank. Deze voerden enkel de ruwbouw uit, zodat voor de afwerking inclusief schrijnwerk en sanitair een tweede openbare aanbesteding volgde, op basis van een lastenboek door Van Averbeke uit maart 1923. Begroot op 8 maanden werden deze werken in februari 1924 toegewezen aan de Leuvense aannemer Victor Crèvecoeur, voor een bedrag van 879.399 Belgische frank. Mogelijk opende de Meisjesschool 22 al in 1925 haar deuren, hoewel het meubilair pas in 1929 openbaar werd aanbesteed. Op het moment van inventarisatie was hier de stedelijke Academie voor muziek- en woordkunst Wilrijk gevestigd.

Alexis Van Mechelen, stads(hoofd)bouwmeester van 1902 tot zijn overlijden in 1919, is vooral bekend van de Opera in de Frankrijklei en de Stadsfeestzaal op de Meir die hij in de jaren 1900 realiseerde. Deze gebouwen kenmerken zich door een monumentaal eclecticisme onder invloed van de beaux-artsstijl. Tijdens zijn ambtsperiode ontwierp hij een tiental schoolcomplexen zowel in eclectische (Kasteelstraat) als in neo-Vlaamserenaissance-stijl (Grotehondstraat). Nog drie andere scholen die al vóór het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog door Van Mechelen waren ontworpen, de Lagere Jongensschool in de Lange Ridderstraat, de Stedelijke Kindertuin 21 in de Grétrystraat en het Stedelijk Onderwijsgesticht voor Meisjes 3 in de Lamorinièrestraat werden in de jaren 1920 postuum gerealiseerd, net als de vermoedelijk in 1918-1919 ontworpen Lagere Jongensschool in de Constitutiestraat.

Architectuur

De Meisjesschool 22 bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen, ingeplant op een rechthoekig perceel tussen de parallelle Speerstraat en Atletenstraat, met een speelplaats in het centrum. De Meisjesschool 22 vormt de hoofdvleugel in de Speerstraat, het openbaar badhuis neemt met de turnzaal en tekenklassen de vleugel in de Atletenstraat in. De lagere meisjesschool en het openbaar badhuis behoorden tot de publieke infrastructuur van de zuidoostelijke sector van de wijk Kiel, de omgeving van het Olympisch Stadion die vanaf de jaren 1920 werd verkaveld.

Het complex is ontworpen in een conventionele, versoberde neotraditionele stijl, verwant met de toenmalige wederopbouwarchitectuur. Het klassiek symmetrische opzet van beide gebouwen, en het veeleer monumentale gevelfront zijn nog ontleend aan de beaux-arts-traditie uit het vooroorlogse decennium. De gevels hebben een parement uit rode baksteen, ruim verwerkt met witte natuursteen onder meer voor de pui van beide gevelfronten, speklagen, cordons en kozijnen.

Meisjesschool 22 (Speerstraat)

De voormalige lagere Meisjesschool 22 onderscheidt zich door een U-vormige plattegrond, waarbij het hoofdgebouw aan de straat drie bouwlagen telt onder een mansardedak, en de zijvleugels aan de speelplaats twee bouwlagen onder een plat dak. Een overdekte speelplaats met glaskap die tegen het hoofdgebouw aanleunt verbindt de drie vleugels. Het statige gevelfront aan de Speerstraat weerspiegelt deze opbouw, met twee zijrisalieten van elk drie traveeën en een geaccentueerde middenpartij van vijf traveeën. De pui wordt als sokkel benadrukt door het materiaalgebruik, grote rondboogopeningen waaronder de centrale inkompoort, zware sluitstenen en een puilijst. In de bovenbouw bepalen kolossale penanten het verticale gevelritme. De middenpartij onderscheidt zich door drielichten in de vorm van oplopende, driezijdige erkers, en een klassiek hoofdgestel waarboven dakkapellen. Halsgevels op gestileerde voluten, met een centraal rondboogvenster en een boogvormige afwerking bekronen de zijrisalieten. Opvallend is het art-decopatroon van de centrale smeedijzeren inkompoort.

Volgens de bouwplannen biedt de plattegrond in de middenpartij ruimte aan de inkomhal geflankeerd door de conciërgewoning, en door het kantoor met wachtzaal van de directrice. Hierbij sluit de overdekte speelplaats aan geflankeerd door de twee traphallen in de oksels van het gebouw. De klaslokalen, zes op de begane grond, acht op de eerste verdieping en vier op de tweede verdieping, zijn georiënteerd op de straat of de speelplaats, en worden ontsloten door een omlopende gang. De vestiaires leunen tegen de traphallen aan, of bevinden zich centraal aan de straatzijde. Omgeven door een rondboogarcade heeft de overdekte speelplaats een schilddak uit metaal en glas als overkapping. Eenzelfde constructie is toegepast voor de omlopende luifel van de speelplaats.

Openbaar badhuis (Atletenstraat)

Het openbaar badhuis, de turnzaal en tekenklassen van de Meisjesschool 22 delen een gebouw op een rechthoekige plattegrond. In het elf traveeën brede gevelfront aan de Atletenstraat, tekent de turnzaal zich af door hoge kruiskozijnen. Verder is de compositie gelijkaardig maar eenvoudiger van opzet als de Meisjesschool 22, met rondbogen in de pui, hoger opgetrokken zijrisalieten van drie traveeën, rechthoekige bovenvensters met verdiepte panelen op de borstwering, en een klassiek hoofdgestel. Ventilatieroosters in de pui verwijzen naar het achterliggende badhuis, dat in de jaren 1960 nog werd gerenoveerd; de smeedijzeren deuren in de zijrisalieten vormden de afzonderlijke toegangen voor mannen en vrouwen. De huidige centrale inkom dateert van na de opheffing van het badhuis, waarbij ook het traliewerk van de vensters werd verwijderd.

Volgens de bouwplannen beslaat de waszaal van het openbaar badhuis, met gescheiden stortbaden voor mannen en vrouwen (34 in totaal), hun inkomportalen en wachtzalen de volledige begane grond. Daarbij situeert het vloerniveau van de waszaal zich ter hoogte van het souterrain. Aan de zijde van de speelplaats bevinden zich de toiletten van de Meisjesschool 22, geflankeerd door de twee trappenhuizen. De eerste verdieping wordt ingenomen door de hoge turnzaal, met een tekenklas aan beide zijden, en een vestiaire tussen de trappenhuizen. Twee overige tekenklassen met bovenlichten bevinden zich hogerop op de tweede verdieping, met een dakterras boven de vestiaire.

  • Stadsarchief Antwerpen, dossiers MA#83914 (ruwbouw), MA#84060 (afwerking), MA#84154 (stortbaden) en MA#84596 (meubilair), plannen 697#4675-4678 (uwbouw), 697#5185-5186 (afwerking) en 697#5776-5792 (meubilair); foto FOTO-OF#8269.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lagere Meisjesschool 22 en openbaar badhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215030 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.