Rijhuis van twee bouwlagen en twee traveeën onder een plat dak, volgens een bouwaanvraag van 1936 naar ontwerp van architect K. Saverys uit Gentbrugge, in opdracht van Georges Segers.

De lijstgevel heeft een parement van gele baksteen, in halfsteensverband met dieperliggende lintvoegen op een plint van blauwe hardsteen. Deze woning is een vrij gaaf en representatief voorbeeld van een tijdens het interbellum courant stadswoningtype. Kenmerkend is de horizontale geleding van het pand, geaccentueerd door witgeschilderde lijsten en doorlopende bovendorpels in betonsteen.

Dit enkelhuis heeft een smalle linker deurtravee en een bredere venstertravee aan de rechterzijde. Op de tweede bouwlaag is de erker vormelijk één geheel met het balkon en de overkragende luifel, beide zijn aan de linkerzijde afgerond.

De gevel is doorbroken door rechthoekige deur- en vensteropeningen, met bewaard witgeschilderd, houten schrijnwerk op de gelijkvloerse verdieping. De dieperliggende, overluifelde deuropening met getrapte bakstenen dagkanten is ingevuld met een houten deur en structuurglas en is voorzien van een smeedijzeren traliewerk. Het bovenlicht, eveneens ingevuld met structuurglas, heeft een kenmerkende geometrische roedeverdeling. De vensteropening op de gelijkvloerse verdieping is ingevuld met een guillotineraam.

Links en rechts van de voordeur bleven respectievelijk de aansluiting voor een buitenkraantje en een voetschraper bewaard.

De plattegrond is, volgens de bouwplannen, opgebouwd volgens een traditioneel schema. De kelder omvat een opslagplaats voor kolen, ruimte voor de verwarming en een voorraadkamer. Op de gelijkvloerse verdieping worden de inkomhal en het trappenhuis geflankeerd door de zitkamer en de eetplaats. Links van de koer, bevinden zich vervolgens de keuken, het toilet en een bergplaats. De eerste verdieping omvat twee slaapkamers, een badkamer en een bureau. Het platte dak boven de bergplaats en het toilet werd ingericht als terras.