De Rooiermolen of Royermolen is een voormalige graanwatermolen op de Stiemer. Het complex bestaat uit een woon- en molenhuis, dwarsschuur en stal rondom een rechthoekig erf, bereikbaar vanop de Ginderoverstraat langs een oprit.
De Rooiermolen was de tweede banmolen op de Stiemer en was eigendom van zowel de heerlijkheid Diepenbeek als de landcommanderij Alden Biesen. De watermolen werd reeds vermeld in 1548 in verband met onenigheid tussen Hasselt en Diepenbeek over het waterbeheer van de waterloop. Mogelijk heeft de molen echter een oudere, middeleeuwse oorsprong, net als de andere banmolen, de Sapittelmolen.
De huidige gebouwen dateren, mits aanpassingen, uit de 18de eeuw. Op een plan uit 1720 werd de molen voorgesteld als L-vormig complex met molenhuis en woonhuis in het oosten en dwars op dit volume stallen en een schuur. Na de dood van pachter-molenaar Lambert Philips in 1741 wees Alden Biesen de pacht van zowel de Rooier- als de Sapittelmolen toe aan dezelfde molenaar. Aan het einde van de 18de eeuw werd de oude schuur gedemonteerd en verplaatst. Waar deze aanvankelijk aansloot op het molenhuis werd een nieuwe woonvleugel met opkamer voorzien. Deze toestand is weergegeven op de Atlas der Buurtwegen (1846). Verbouwingswerken vonden plaats in 1897 en 1957. De molen is buiten werking sedert 1961, maar tot 1965 werd nog voor eigen rekening gemalen. De Stiemer werd stroomopwaarts deels verlegd en ingekokerd.
Het molencomplex werd eind 1990 - begin 2000 gerestaureerd. De voormalige dwarsschuur werd daarbij als woonruimte herbestemd en via een aanbouw verbonden met het oorspronkelijke woonhuis. Een volume van 1957 werd vervangen. De molen werd niet maalvaardig gerestaureerd.
Het woonhuis en molenhuis vormen het noordoostelijke volume van zes traveeën en één bouwlaag onder een zadeldak met mechanische en Vlaamse pannen. De 18de-eeuwse kern werd aangepast. Op het moment van bescherming was het bakstenen gebouw witgekalkt met een gepikte plint. Tussen het woon- en molenhuis bevindt zich een aandak. De eerste en laatste travee zijn recenter dan de andere. De gevelordonnantie werd gewijzigd, wel bleven vier houten kloosterkozijnen, voorzien van een luik, bewaard. Boven de aangepaste deur bevindt zich een houten laadvenster. De onderkelderde opkamer in de vijfde travee van de achtergevel is voorzien van twee beluikte, houten bolkozijnen. De rechterzijgevel, de watergevel, is voorzien van kunstleien beschieting in de top.
Ten noordwesten bevindt zich de oorspronkelijke dwarsschuur van vier traveeën onder een zadeldak met Vlaamse pannen en een aangebouwde travee onder een lessenaarsdak tegen de linkerzijgevel. De drie eerste traveeën en het aanbouwsel zijn opgetrokken in stijl- en regelwerk met op het moment van bescherming witgekalkte lemen vullingen en gepikte timmer. De muuropeningen omvatten de oorspronkelijke schuurpoort en een staldeur met zolderluik. Een vrijstaande, bakstenen stal onder een zadeldak werd later dan de andere volumes ten zuidwesten bijgebouwd. Ten oosten van het molenhuis, buiten het erf, bevindt zich een voormalig bakhuis.
Het sluiswerk met grond- en maalsluis is opgetrokken in hout. Het houten onderslagrad is voorzien van een ijzeren as (octogonale askop), via gietijzeren blok rustend op houten stoel. Het staande binnenwerk is van hout. Een koppel maalstenen (1,50 meter) in houten steenkist (tussenverdieping) wordt aangedreven via een houten kamrad op een ijzeren molenboom, waarop zich rondsel met spillen bevindt. Een recentere haverplettermachine werd niet door de waterkracht in beweging gebracht, maar door een elektromotor.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Rooiermeulen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/159035 (geraadpleegd op ).
Voormalige watermolen, tweede banmolen op de Stiemer, met dienstgebouwen rondom rechthoekig erf, bereikbaar langs de oprit. Deze molen is buiten werking sedert 1961, maar tot 1965 werd nog voor eigen rekening gemalen. De Stiemer werd stroomopwaarts deels verlegd en ingekokerd.
Woonhuis en molenhuis ten noordoosten, één bouwlaag van zes traveeën onder zadeldak (mechanische en Vlaamse pannen), aangepaste 18de-eeuwse kern. Witgekalkt bakstenen gebouw op gepikte plint. Aandak tussen molen- en woonhuis. De eerste en laatste travee zijn recent. Gewijzigde gevelordonnantie, doch vier behouden houten kloosterkozijnen, voorzien van een luik. Aangepaste deur met houten laadvenster erboven. Onderkelderde opkamer in de vijfde travee der achtergevel, voorzien van twee beluikte, houten bolkozijnen. Rechterzijgevel met kunstleien beschieting in de top. Buitenwerk: houten sluisgestel; houten onderslagrad met ijzeren as (octogonale askop), via gietijzeren blok rustend op houten stoel. Het staande binnenwerk is van hout. Een koppel maalstenen (1,50 m) in houten steenkist (tussenverdieping) wordt aangedreven via houten kamrad (op ijzeren molenboom), waarop rondsel met spillen. Een recentere haverplettermachine werd niet door de waterkracht in beweging gebracht, doch door een elektromotor.
Ten noordwesten, dwarsschuur van vier traveeën onder zadeldak (Vlaamse pannen) en aangebouwde travee onder lessenaarsdak tegen de linkerzijgevel. Drie eerste traveeën en aanbouwsel in stijl- en regelwerk met witgekalkte lemen vullingen en gepikte timmer. Oorspronkelijke schuurpoort en staldeur met zolderluik
Recentere bakstenen stal onder zadeldak ten zuidwesten.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 1981: Rooiermeulen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/21506 (geraadpleegd op ).