erfgoedobject

Kloosterkerk van de paters redemptoristen

bouwkundig element
ID
215061
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215061

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

Reeds sinds de 19de eeuw zochten de paters redemptoristen een eigen klooster als vaste uitvalsbasis voor hun predikingen in het Gentse. In 1858 werd overwogen om, na enige aanpassingen, een intrek te nemen in het leegstaande Sint-Jacobsgodshuis aan het Godshuishammeken, maar om financiële redenen ging dit plan niet door. Ook een voorstel uit 1861 om een klooster op te richten in de dichtbevolkte Sint-Annaparochie werd om die redenen uitgesteld. Pas na de Eerste Wereldoorlog, in 1920, richtten de redemptoristen hun aandacht op de Sint-Pieterswijk. Vooral de aanwezigheid van een station en de te verwachten aangroei van de zuidelijke stadsrand maakten van de Sint-Pieterswijk een ideale locatie. De Gentse Bisschop stelde echter als voorwaarde dat de pas opgerichte Sint-Paulusparochie geen hinder mocht ondervinden van de nieuwe stichting. Daarom werd gekozen voor een inplanting in de parochie Sint-Pieters-Buiten, ten zuiden van de spoorweg.

De onderhandelingen over de terreinen aan de Voskenslaan verliepen zodanig moeizaam dat op een bepaald moment werd uitgekeken naar alternatieven in Mariakerke, Melle en Zwijnaarde. In 1925 werden dan toch de terreinen aan de Voskenslaan aangekocht. In maart 1926 werd de Gentse stichting officieel aangekondigd door provinciaal overste Van de Steene: het nieuwe klooster en de kerk zouden worden toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Architect Carlos Malfait uit Dendermonde tekende de plannen; de uitvoering ervan werd toevertrouwd aan de Gentse ondernemer Gildemijn. Op 27 april 1927 had de eerstesteenlegging plaats. Eerst verrezen een kloostervleugel en de sacristie van de kerk, waarin vanaf maart 1928 de misvieringen doorgingen. Pas na Pasen 1928 werd de bouw van de kerk aangevat. De inwijding ervan gebeurde op 30 april 1930.

Beschrijving

De kloosterkerk ligt tot tegen de rooilijn van de Voskenslaan, en vangt de schuinte ervan op door een nis met calvarie links van het portaal. Rechts van de kerk en ervan gescheiden door een smalle koer, ligt de langgerekte kloostervleugel, met haaks erop, achter de kerk, een kloosterhof omgeven door een pandgang. Het koor van de kerk is naar het westen gericht.

De kerk is opgetrokken op een rechthoekig grondplan van circa 40 meter diep en 17 meter breed, met twee ondiepe zijkapellen op de plaats van de dwarsbeuk. Het gaat om een driebeukig, basilicaal gebouw, waarvan het middenschip dubbel zo hoog is dan de zijbeuken (namelijk 12 meter en 6 meter) en ook ongeveer dubbel zo breed (namelijk 8,5 meter en 4 meter). Een doopkapel is, vanwege de functie als kloosterkerk, niet aanwezig. De biechtstoelen zijn ingewerkt in verdiepingen van de buitenmuur. Aan de linkerzijde is de ruimte tussen de muur van de kerk en de perceelsgrens op ingenieuze wijze benut als bergplaats.

Het kerkgebouw is gebouwd met een afwisseling van geelbruine baksteen en witte natuursteen, in een eenvoudige neoromaanse stijl. Een bescheiden klokkentoren benadrukt het midden van de gevel. De straatgevel van de kloostervleugel is een vereenvoudigde puntgevel met Brugse travee-uitwerking. De zijgevels van het klooster (behalve deze aan de binnenkoer met de kerk) zijn zeer rechtlijnig en zonder historische reminiscenties uitgewerkt, met rechthoekige vensters.

Interieur

In het interieur van de kerk is de rondboog nadrukkelijk aanwezig: in de vensters van de middenbeuk en het koor, in de scheibogen en in de gordelbogen die het plafond steunen. Ook hier domineert een combinatie van geelbruine baksteen en witte natuursteen. Het rechte cassettenplafond in midden- en zijbeuk verraadt niettemin het gebruik van gewapend beton.

De decoratie van het gebouw is vrij sober en meestal constructief gebonden. Zo is op de kapitelen van de scheibogen in licht reliëf een gestileerde afbeelding van twee duiven en een kelk aangebracht. Een gelijkaardig motief, waarbij de kelk is vervangen door een druiventros, bevindt zich op de kleine zuiltjes van de diverse altaren. De communiebank en de preekstoel lijken op oude foto’s uitgevoerd in witte natuursteen, opgeluisterd door koperen reliëfs. Boven de scheibogen zijn afwisselend ronde en ruitvormige medaillons aangebracht, waarin de bustes van de 12 apostelen figureren tegen een gouden achtergrond. In de ramen is kleurloos glas aangebracht in een eenvoudig geometrisch patroon. De kerkvloer bestaat uit rode, bruine en gespikkelde tegels, eveneens in een sober geometrisch patroon gelegd.

De kerk omvatte oorspronkelijk 5 altaren: het hoofdaltaar, toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw der Zeven Weeën, twee zijaltaren, toegewijd aan Sint-Jozef en Sint-Alphonse, en de twee altaren in de zijkapellen, toegewijd aan de Heilige Gerardus van Majella (rechts) en aan de Moeder van Altijddurende Bijstand (links). De rijkelijke decoratie van dit laatste altaar dateert van na de Tweede Wereldoorlog. In contrast met de sobere aankleding van het schip, was het koor volledig beschilderd. Hiervan bleef enkel de schildering op de rechterwand, met de stichter van de orde, en het opschrift op de achterwand "Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto" bewaard. De beeldengroep van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria (Aloïs De Beule, 1931) die de nis boven het hoofdaltaar sierde, is verdwenen. Ook andere beelden sierden en kleurden aanvankelijk het kerkinterieur. In de zijbeuken zijn daartoe sokkels met gesmede kandelaars voorzien tegen de pijlers van de buitenmuur. Een aantal staan er nog, maar verbergen hun polychromie onder een witte verflaag van latere datum: de Heilige Jozef (Maison H. Van Camberg, Brussel, 1928), de Heilige Gerardus (Maison Saint-Augustin, 1928), de Heilige Antonius (Aloïs De Beule, 1931), en een heel mooi houten beeld van de Heilige Theresia, waarschijnlijk naar ontwerp van Oscar Sinia. Aloïs De Beule ontwierp de Piëta achteraan in de kerk (1929) en de Calvariescène aangebracht op de voorgevel van de kerk (1933).

  • Archief van de orde van de paters redemptoristen, Voskenslaan, Gent.
  • Stadsarchief Gent, Modern Archief, reeks G12, 1927.V.15.
  • DE MEULEMEESTER M. 1929: Les Rédemptoristes à Gand, Leuven, 3-15.
  • MEGANCK L. 2000: Interbellum-interieurbezoek 73: Klooster en kerk van de Paters Redemptoristen. Voskenslaan 56, Gent. 26 februari 2000, Gent, 479-486.
  • MEGANCK L. 2002: Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939), proefschrift aan de Universiteit Gent, Gent, 384-385.

Auteurs: Meganck, Leen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

In het interieur, in de zijbeuk rechts bevindt zich op een sokkel een beeld van "Heilige Redemptorist Johannes Neumann". Het heiligenbeeld (circa 1,50 m hoog) werd in 1978 ontworpen en uitgevoerd in gips door Gerard Thienpont, beeldhouwer (Eke-Nazareth). Op zaterdag 2 september 1978 werd het beeld plechtig ingewijd door Eerwaarde Pater De Maeseneer.

  • Informatie verstrekt door E. Van Lancker.
  • DEBOUTTE, Alfred, Een nieuw beeld van de Heilige Johannes Neumann te Gent, in Geloof en Leven, Provincie der Vlaamse Redemptoristen, jrg. 82 nr. 4 (oktober 1978).
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kloosterkerk van de paters redemptoristen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215061 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.