is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in neorococostijl
Deze vaststelling is geldig sinds
Villa in neorococostijl op de hoek van Della Faillelaan en Acacialaan, naar een ontwerp door de architecten Fernand de Montigny en Louis Somers uit 1927, voltooid in 1928. Opdrachtgever was Fernand Jean Louis Stuyck (Antwerpen, 1887-Antwerpen, 1960), echtgenoot van Isabelle del Bruyère (1899-1992), en samen met zijn jongere broers René en Paul beheerder van de in Antwerpen gevestigde handelsfirma Stuyck. Daarnaast staat hij bekend als een gewaardeerd kunstverzamelaar met een belangrijke collectie oude meesters, waaronder werk van Pieter Brueghel de Oude, Jan Brueghel, Jan Sanders van Hemessen, Lucas van Uden en Jacob Jordaens, en als voorzitter van de Vrienden van het Rubenshuis. De villa Stuyck onderging een ingrijpende renovatie in 2012-2013, met toevoeging van een nieuwbouwvleugel. Uit 1976 dateert een plan in opdracht van Jacques Leiser, om het gebouw te slopen voor een nieuwbouwvilla met zwembad ontworpen door de architect Léon Fux, dat uiteindelijk geen doorgang vond.
De villa Stuyck is representatief voor het rijpe oeuvre van Fernand de Montigny en Louis Somers, die zich tijdens het interbellum vooral toelegden op residentiële architectuur voor de betere kringen. Associés van omstreeks 1910 tot 1940, tekenden zij in 1920 voor het stadion voor de Olympische Spelen op het Kiel. De statige beaux-artsstijl die de architecten zich al vóór de Eerste Wereldoorlog toe-eigenden, werd tijdens de jaren 1920 doorgetrokken in het merendeel van de burger-, herenhuizen of villa’s die zij ontwierpen. Op hetzelfde moment waren de Montigny en Somers actief in de wederopbouw van Oostkerke (Diksmuide), met neotraditionele ontwerpen. Het imposante "Acaciahof" uit 1912 aan de Acacialaan, tevens de belangrijkste realisatie van het bureau in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt", geldt als een van hun vroegste scheppingen. Uit 1927 dateren zowel de villa Stuyck in neorococostijl, als de villa De Smet in cottagestijl aan de Vijverlaan. Kort daarna brachten de Montigny en Somers het standingvolle appartementsgebouw “Résidence La Pépinière” aan de Koningin Elisabethlei tot stand, ontworpen in 1929. Tot de laatste realisaties van het bureau behoort de Sint-Theresiakerk met karmelietenklooster aan de Grotesteenweg te Berchem uit 1938-1939.
Vrijstaand in geplant, op een quasi vierkante plattegrond van drie bij vier traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een mansardedak met dakkapellen. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, overvloedig verwerkt met contrasterende witte natuursteen voor deur- en vensteromlijstingen, dorpels, hoekkettingen, de puilijst en fries, het dakvenster en fronton, en met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, en van leien voor de dakbedekking. De architectuur is met een grote mate van historische getrouwheid ontleend aan het type van het Franse landhuis in rococostijl uit het midden tot de tweede helft van de 18de eeuw. Axiaal van opbouw, kregen de vier gevelzijden een verzorgde individuele behandeling, met iets meer aandacht voor beide straatgevels. Waar de horizontale geleding van de opstand berust op de omlopende puilijst en het klassieke hoofdgestel met houten kroonlijst, leggen risalieten telkens de klemtoon op de middenas. Verder wordt de regelmaat van de compositie bepaald door registers van steekboogopeningen op de begane grond, en spiegelboogvensters met rocaillesleutel en smeedijzeren borstwering op de verdieping. Het hoofdfront zijde Della Faillelaan heeft als accent de centrale spiegelboogdeur in kwartholle omlijsting, met een rocaillesleutel en een gebogen waterlijst op consoles; een gelijkaardig dakvenster met voluutvormige klauwstukken op uitgelengde consoles vormt de bekroning. De noordgevel zijde Acacialaan onderscheidt zich door een twee traveeën breed middenrisaliet, bekroond door een driehoekig fronton op uitgelengde consoles, met een rocaillemedaillon op de centrale penant en in het timpaan. In de oostelijke tuingevel tekent zich de driezijdige erker van de ontbijtkamer af, in de zuidgevel de dienstingang en trap. Waar het bewerkte houten schrijnwerk van de inkomdeur met waaier behouden bleef, is het vensterschrijnwerk met kleine roeden quasi naar oorspronkelijk model vernieuwd. Het sierlijke, door postamenten geritmeerde smeedijzeren voortuinhek is bewaard. Een vrijstaande garage met mansardedak ten zuiden van de villa, maakte deel uit van het oorspronkelijke bouwprogramma.
De plattegrond is volgens de bouwplannen georganiseerd rond de ruime traphal met bovenlicht, die het centrum van het gebouw uitmaakt, aansluitend bij de vestibule met vestiaire. De suite van salon en eetkamer beslaat over de volledige diepte de noordflank van de begane grond, daar waar de ontbijtkamer met driezijdige erker zich ten oosten van de traphal situeert, georiënteerd op de tuin. Dienstingang en -trap, keuken en bijkeuken bezetten de zuidflank. De bovenverdieping groepeert rond de traphal de grote slaapkamer met ‘en suite’ boudoir en badkamer, een kleinere slaapkamer met badkamer, en een kinderkamer annex kamertje voor het kindermeisje.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Della Faillelaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in neorococostijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215076 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.