Villa in sobere art-nouveaustijl naar een ontwerp door de architect Jan Jacobs uit 1911. Opdrachtgever was Jules Henri Aeby (Antwerpen, 1871-Antwerpen, 1968), echtgenoot van Alice Marie Jeanne Murdoch (Antwerpen, 1881-Antwerpen, 1967), een gezin met vier kinderen geboren tussen 1904 en 1914. Zijn Zwitserse vader Hermann Julius Aeby (°Burgdorf, 1832) had zich in 1854 vanuit Schaffhausen te Antwerpen gevestigd, waar hij in 1869 huwde met de Duitse Carolina Elisa Maria Weeber (Karlsruhe, 1848-Antwerpen, 1936), en tussen 1870 en 1875 vier kinderen kreeg. Jules Aeby, een doctor in de scheikunde, bouwde een loopbaan uit in de Antwerpse maritieme sector en het havenbedrijf. Hij is de auteur van het drietalige "Marchandises Dangereuses-Dangerous Goods-Gefährliche Waren", een internationaal handboek voor het maritieme transport van chemicaliën, waarvan de eerste editie in 1910 in eigen beheer werd gepubliceerd, met heruitgaven in 1922, 1938 en 1955. Echtgenote Alice Murdoch was de jongste dochter van de Schotse scheepsbouwer Robert William Murdoch (Gorebridge, 1838-Antwerpen, 1912) en Marie Thérèse Jacobs (Antwerpen, 1848-1928). Murdoch, in 1867 medeoprichter van het Antwerpse scheepsbouwbedrijf Guthrie, Murdoch & C°, was de oom van Jan Jacobs. Gespreid over zijn loopbaan voerde deze overigens meerdere opdrachten uit voor de familie Murdoch. Na het verkrijgen van de bouwvergunning begin januari, werd de villa in de loop van 1912 opgetrokken door aannemer Merckx-Verellen uit Antwerpen. In 1921 liet Aeby naar ontwerp van Jacobs een pergola (deels bewaard) en een garage (verdwenen) optrekken achteraan in de tuin, die op dat moment ook het perceel van het huidige nummer 29A besloeg. Midden jaren 1990 onderging het gebouw een grondige renovatie.
De villa Aeby is pas het tweede landhuis dat aan de Della Faillelaan tot stand kwam, na het verdwenen kasteel Lejeune door de architect Joseph Hertogs (voorheen nummer 55), waarvan de bouwvergunning een jaar vroeger werd verleend, begin januari 1911. Van de zes landhuizen die hier tijdens de ontstaansfase van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" vóór 1914 werden opgetrokken, zijn er slechts twee bewaard, de villa Aeby en de villa Fridt door de architect Michel De Braey uit 1913. Een derde, de in 1913 ontworpen villa Michiel door de architect John Voet op nummer 18 is volkomen verbouwd, de overige drie zijn verdwenen. Hoewel klassiek van opzet, behoort de villa Aeby net als de villa Michiel tot de zeldzame landhuizen in de wijk, waarvan het ontwerp een zekere invloed van de art-nouveaustijl verraadt.
Het gebouw maakt deel uit van het vroege oeuvre van Jan Jacobs, die omstreeks 1900 zijn debuut maakte als architect, en zich vóór de Eerste Wereldoorlog liet opmerken met woningen in sobere art-nouveaustijl. Uit deze periode dateren ook meerdere landhuizen in Engels geïnspireerde cottagestijl, zoals de “Eikenhoeve” en het “Hof ter Vijvers” te Kapellen. Gelijktijdig met de villa Aeby realiseerde hij te Merksem de cottagevilla “’t Galjoen” in opdracht van de scheepsbouwer Jef Beuckeleers. Tijdens de jaren 1920, aanvankelijk in associatie met de architect Paul Smekens, ontwikkelde Jacobs een stijlvolle, zakelijke art-decostijl, waarvan het appartementsgebouw "Résidence La France" aan de Jan Van Rijswijcklaan en het kantoorgebouw Compagnie Nationale d’Eclairage aan de Louiza-Marialei als meest representatieve voorbeelden gelden. Vanaf de jaren 1930 zette de architect, die vermoedelijk tot in de jaren 1950 actief bleef, de stap naar een meer uitgesproken modernisme. Een belangrijk aandeel in zijn architectuurproductie betreft gebouwen voor infrastructuur en nijverheid.
Vrijstaand ingeplant in de diepte van het perceel, op een quasi rechthoekige plattegrond van vier bij vier traveeën, omvat het gebouw een souterrain en twee bouwlagen, onder een overkragend schilddak. Voor de opstand is een volledig natuurstenen parement toegepast, inclusief het portaal, lijstwerk, dorpels, borstweringen en schoorstenen, met gebruik van leien voor de dakbedekking. De architectuur vermengt kenmerken ontleend aan de klassieke Franse beaux-artsstijl en de contemporaine Engelse landhuisbouw, met discrete invloeden van de art-nouveaustijl. Dit laatste komt vooral tot uiting in het ajourpatroon van de borstweringen, de lijnvoering en profilering van de dakvensters en de typische vormgeving van de hoog oprijzende schoorstenen. Een veeleer compacte volumetrie en dominante dakconstructie bepalen het karakter van het gebouw, waarvan de vier gevelzijden een individuele behandeling kregen in relatie tot de indeling van het interieur. Opmerkelijk is de inplanting van het portaal, uitgespaard in de zuidwesthoek, wat de aanblik van de villa ter hoogte van het gevelfront minder volumineus of massief maakt. Horizontaal geleed door de puilijst en het klassieke hoofdgestel met een houten kroonlijst op modillons, onderscheidt de opstand zich door een veeleer vlakke gevelbehandeling, met een minimum aan reliëf, profilering en ornamentatie. Verder bestaat de ordonnantie uit registers van rechthoekige vensters met gebogen waterlijst, lekdrempel en spuwer, onder meer gegroepeerd tot twee- en drielichten. De compositie van de voorgevel beantwoordt aan een symmetrisch opzet, waarbij de de bow-window van de eetkamer de klemtoon op de middenas legt. Deze wordt bekroond door een breed dakvenster met een borstwering in ajour, klauwstukken en gebogen waterlijst. Kransen aan weerszij van de bow-window, waarvan de kraagstenen op de kop tot rozet bewerkt zijn, vormen de enige decoratie. In de flankerende, dieperliggende travee beschermt een korfboogloggia met Toscaanse zuil en bekronende borstwering in ajour, het trappenbordes en portaal. Waar de noordelijke zijgevel wordt gemarkeerd door het middenrisaliet van de traphal, met drielichten gevat in een korfboognis en een gebogen pseudo-fronton, tekent zich in de zuidelijke zijgevel de oplopende driezijdige erker van het salon af. Georiënteerd op het oosten, leunt tegen de tuingevel met centraal dakvenster de monumentale terrasloggia met bordestrap aan, opgebouwd uit Toscaanse zuilen en een borstwering in ajour, en bekroond door een smeedijzeren balkon. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en guillotinevensters met kleine roedeverdeling is bewaard, evenals het sierlijke, smeedijzeren voortuinhek met spiraalmotieven.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van het voorname burgerhuis, over de volledige breedte opgedeeld door de traphal met geïncorporeerde vestibule en vestiaire, die een centrale inplanting kreeg. Volgens de bouwplannen neemt de eetkamer de straatzijde in, daar waar de kinderkamer en het salon (vandaag samengevoegd) de tuinzijde beslaan, palend aan de terrasloggia. Het souterrain biedt, behalve de voorraad-, wijn- en kolenkelders, ruimte aan de keuken en het personeelsverblijf. In het bouwdossier ontbreken de plattegronden van de bovenverdieping en het dakniveau, die zoals gebruikelijk de privé- en slaapvertrekken, gasten- en meidenkamers herbergen. Van het oorspronkelijke interieur zijn de eetkamer met art-nouveauschouw en houten zoldering bewaard, en de trap met smeedijzeren neorococoleuning.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2014: Villa in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160303 (geraadpleegd op ).
Nummers 23, 29, 46. Landhuizen met dubbelhuisopstand van drie traveeën en twee bouwlagen; mansarde- of schilddak (leien) met dakkapellen. Eclectische stijl met neoclassicistische of neo-Lodewijk XV-inslag, opgetrokken onmiddellijk na de opening van de straat. Lijstgevels met parement van witte natuursteen of combinatie van bak- en natuursteen. Verticaal geritmeerd door geblokte pilasters, hoekkettingen, erkers en balkons, horizontaal door de klassieke houten kroonlijst op klossen. Verschillende vormen van muuropeningen. Nummer 29 met verhoogde en achteruitwijkende zij-ingang.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Villa in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143467 (geraadpleegd op ).