erfgoedobject

Villa in naooorlogs modernisme

bouwkundig element
ID
215090
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215090

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Villa in naoorlogs modernisme naar een ontwerp door de architect Georges Baines uit 1965. Opdrachtgever was schoonbroer Freddy Saeys (1922-1978), gehuwd met Collette Neefs, oudste zus van Baines echtgenote Anne, een echtpaar met vijf kinderen. Het perceel was gelegen in de nabijheid van de woning van zijn schoonouders Raymond en Marie-Thérèse Neefs-Stilmant, en vlak naast het perceel waarop een andere schoonbroer Jean Reypens later dat jaar een villa door Baines zou laten ontwerpen. Naar programma en architectuur is de woning Saeys evenwel meer verwant met de woning Scraeyen uit 1960, verderop aan de Della Faillelaan.

De woning Saeys behoort nog tot het vroege oeuvre van Georges Baines, die na het beëindigen van zijn architectuurstudies in 1950 een jaar stage liep op het bureau van de architect Léon Stynen, en vervolgens tot 1956 naast zijn zelfstandige praktijk in dienst werkte van de architecten Karel Van Riel en Jos Smolderen. Aan het begin van zijn loopbaan vroeg in de jaren 1950, liet de architect zich opmerken met landhuizen in een sobere, regionaal getinte vormgeving ontleend aan contemporaine Scandinavische voorbeelden. Baines had de Deense moderne architectuur van met name Arne Jacobsen al in een vroeg stadium ontdekt, tijdens een vakantie die hij in 1946 doorbracht bij zijn vader, de zuivelhandelaar Freddy Baines, toen tijdelijk gevestigd in Hellerup nabij Kopenhagen. Uit deze invloedssfeer, die hij van nabij zou blijven volgen, ontwikkelde zich in de loop van de jaren 1960 een elementaire, eigentijdse architectuur, in overeenstemming met de specifieke eigenschappen van de plek en de persoonlijkheid van de opdrachtgevers.

Tot deze fase behoren zes van de niet minder dan negen landhuizen die Baines in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" tot stand bracht. Behalve de woning Saeys, gaat het om de verdwenen, veeleer conventionele woning Lefebvre aan de Acacialaan (voorheen nummer 55) uit 1955, de woning Jack Baines die hij in 1955-1956 in opdracht van zijn broer ontwierp en de woning Scraeyen uit 1960 beide naast elkaar gelegen aan de Della Faillelaan, de vandaag sterk verbouwde, L-vormige woning Cornet uit 1963 op de hoek van de Acacialaan (nummer 57) en de Pastoor de Conincklaan, en de reeds vermelde en met de Prijs Van de Ven bekroonde woning Jean Reypens uit 1965, palend aan de woning Saeys. Naar het einde van de jaren 1960 tekende zich in Baines landhuisbouw een brutalistische neiging af om de architectonische vorm plastisch te differentiëren in expressieve geledingen, als veruitwendiging van de complexiteit en de dynamiek van de plattegrond. Deze woningen manifesteren zich als clusters van geïndividualiseerde bouwvolumes met een eigen bedaking, die het vernaculaire beeld oproepen van een spontaan gegroeide nederzetting, volgens het idee van het huis als een kleine stad. Tot deze fase behoren de tweede woning Jack Baines uit 1968 aan de Vijverlaan, de woning Van Goethem uit 1969 en de villa Klein uit 1971, beide gelegen aan de Acacialaan.

Architectuur

In zijn vroege landhuizen streeft Georges Baines naar een eigentijdse woningtypologie, met een evenwichtige relatie tussen de ruimten bestemd voor het gemeenschappelijke gezinsleven en deze die aan de privésfeer van de individuele gezinsleden beantwoorden. Daarbij ontwikkelt hij twee types, waarvan het ene de twee componenten onderling gearticuleerd in één bouwlichaam incorporeert, en het andere vertrekt van twee onderscheiden, onderling gekoppelde bouwvolumes. De woning Saeys combineert beide types tot een L-vormige plattegrond, met een hoofdvolume dat alle vertrekken omvat, behalve een in de lage tuinvleugel ondergebrachte zitkamer. Door deze constellatie krijgt het met bloembakken afgezette terras aan tuinzijde de allure van een beschutte patio. De garage is ondergebracht in een apart volume achteraan op de perceelsgrens. Vrijstaand ingeplant in de breedte van het perceel, omvat het gebouw twee bouwlagen onder een zadeldak. Traditioneel van opbouw bestaat de constructie uit dragende muren, met vloerplaten van gewapend beton. Voor het gevelparement is baksteen in halfsteens verband toegepast, wit geschilderd op een zwarte plint, met gebruik van houten schrijnwerk en blauwgrijze pannen als dakbedekking, daar waar de bouwplannen natuurleien voorschrijven. In de architectuur komt de invloed van de contemporaine, Scandinavische landhuisbouw enerzijds tot uiting in de elementaire volumeopbouw en het materiaalgebruik die volstrekt eigentijds refereren aan een vernaculaire bouwtraditie, en anderzijds in de heldere, open plattegrond met aandacht voor oriëntatie, lichtinval, geborgenheid en contact met de natuur. Het hoofdvolume vertoont een compacte, langgerekte vorm, met een klassiek zadeldak dat - onderbroken door het terras van de slaapkamer - doorloopt over de tuinvleugel. Inkomportaal en vestiaire zijn ondergebracht in een ruim beglaasde, balkvormige aanbouw die tegen het hoofdvolume aanleunt. Horizontaal geleed, met een evenwichtige verhouding tussen open en gesloten delen, en afgewerkt door een houten kroonlijst, wordt de ordonnantie van voor- en tuingevel gekenmerkt door doorlopende bandramen op de verdieping, en glaspuien op de begane grond.

De plattegrond is georganiseerd rond de traphal, die als verticale circulatiezone centraal aan de noordzijde is ingeplant. Hierbij sluiten de buiten het hoofdvolume gesitueerde inkomhal en vestiaire aan. Volgens de bouwplannen omvat de oostflank van de begane grond ten noorden het dienstcompartiment dat uit de dienstingang, de keuken en de office bestaat. Ten zuiden hiervan strekt zich de zitkamer met open haard uit, waarvan het volume samenvalt met de lage, via glaspuien aan het terras palende tuinvleugel. De ruime suite van eetkamer en woonkamer met een tweede open haard, goed voor een kleine helft van de oppervlakte, beslaat met een open plan de zuid- en westzijde, eveneens palend aan terras en tuin. Op de bovenverdieping beslaat de suite van de ouderslaapkamer, met inkomsas, badkamer en terras op de tuin, de volledige oostflank. De vijf overige slaapkamers en een tweede badkamer zijn ten westen en zuiden van de traphal gegroepeerd.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#47554.
  • STRAUVEN F. 2006: Op zoek naar een eigentijdse vorm voor het particuliere wonen, in FRAMPTON K., STRAUVEN F., GÜBLER J. & VERPOEST L., Georges Baines, Gent, 12-49.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in naooorlogs modernisme [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215090 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.