Villa in cottagestijl, volgens de bouwaanvraag uit 1921 opgetrokken in opdracht van Emile Bout (°Antwerpen, 1869), echtgenoot van Jeanne De Preter (°Antwerpen, 1871). Het ontwerp is wellicht toe te schrijven aan Joseph Ditvoorts, die in 1927 de plannen tekende voor de verplaatsing van het portaal. Over deze architect die in Antwerpen actief lijkt te zijn geweest van de jaren 1890 tot eind jaren 1920, is tot op heden weinig bekend. Een volgende eigenaar, H. Crombecq- Bout, liet in 1938 een deel van de kelder omvormen tot garage, door de architecten Vincent Cols - buurman op nummer 24 - en Jules De Roeck. De villa is een representatief en gaaf voorbeeld van de landhuisbouw in cottagestijl uit de jaren 1920, die het beeld van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" bepaalt.
Ingeplant in de breedte van het perceel, op een L-vormige plattegrond van drie bij drie traveeën, omvat het gebouw twee bouwlagen, onder een complex, overkragend wolfsdak met klimmende dakkapellen. De constructie is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor speklagen, hoekblokken, dagkanten en dorpels, en rode pannen voor de dakbedekking. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie van het gevelfront de klemtoon op het brede, sterk geprononceerde middenrisaliet. Het houten stijl- en regelwerk gecombineerd met bepleistering dat in de bovenbouw ervan is toegepast, bepaalt het pittoreske karakter van deze architectuur. Een typisch detail is de oplopende, driezijdige erker in de middenas, uitgevoerd in hout met schaliënbekleding op de borstwering. Het driekwartronde, houten portaal en met een hardstenen bordes en een mozaïekvloer werd in 1927 toegevoegd, bij de verplaatsing van de inkomdeur van de rechterzijde naar de linkerzijde van de vestibule. Tegen de noordelijke zijgevel leunt de 'inglenook' met schoorsteen van de eetkamer aan, tegen de zuidelijke zijgevel het dienstportaal. Een houten overdekt terras lijnt volgens de bouwplannen de tuingevel af. Net als het smeedijzeren voortuinhek, bleef het houten schrijnwerk van inkomdeur en vensters met kleine roedeverdeling behouden.
De plattegrond is georganiseerd rond de centraal ingeplante traphal die aansluit bij de vestibule. Aan de noordzijde strekt zich over de volledige diepte van de begane grond de ruime eetkamer uit, met een driezijdige erker aan de straat, en een haard in de typische vorm van een 'inglenook'. Zitkamer en keuken met dienstingang nemen de tuinzijde in, ten westen van de traphal. De bovenverdieping groepeert drie slaapkamers, de badkamer en een 'cabinet de toilette' rondom de traphal. Slechts bereikbaar via de zoldertrap, herbergt het dakniveau twee mansardes en twee zolders.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2014: Villa in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/160190 (geraadpleegd op ).
Nummers 19, 26, 31-33, 45-47, 51-53, 57, 75. Landhuizen in cottagestijl, uit de eerste helft van de 20ste eeuw, de nummers 33, 57 en 75 naar ontwerp van L. De Coninck en M. Potié, respectievelijk van 1925, 1921 en 1932. Gemiddeld twee bouwlagen en ongelijk aantal traveeën onder haakse schild- en zadeldaken (mechanische pannen) met dakkapellen en typische schoorsteen. Baksteenmetselwerk met pseudo-vakwerk. Markante uitbouwsels, erkers en overluifelde portalen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Villa in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/143487 (geraadpleegd op ).