erfgoedobject

Villa in cottagestijl

bouwkundig element
ID
215099
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215099

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Villa in cottagestijl
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Historiek en context

Villa in cottagestijl naar een ontwerp door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1922. Opdrachtgever was Johanna Saril-Sanders (°Amsterdam, 1870), echtgenote van de diamantkoopman Sally (Salomon) Siegmund Saril (°Frankfurt, 1858). Zij waren in 1892 te Amsterdam gehuwd en vestigden zich in 1895 van daaruit te Antwerpen. Hun zoon Otto werd in 1895 te Amsterdam geboren, dochter Irene in 1904 te Antwerpen. Het gezin verliet de stad in augustus 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, en keerde eind april 1922 vanuit Den Haag terug naar Antwerpen, waar de bouwaanvraag voor de villa al midden maart was ingediend.

De villa Saril is een representatief voorbeeld van de landhuisbouw door Léopold De Coninck en Maurice Potié, die tijdens de jaren 1920 van dit type cottagevilla hun handelsmerk maakten. Opgericht in 1909, was het succesvolle architectenbureau drie decennia lang actief tot 1937. Potié zette de praktijk vervolgens minstens tot begin jaren 1950 onder eigen naam verder. Zowel tijdens de beginjaren als het interbellum liet het bureau zich in strikt stedelijke context opmerken met een architectuur in Frans geïnspireerde neorégencestijl, ontleend aan de klassieke beaux-artstraditie. Haast even exclusief was de voorkeur voor de pittoreske 'Old English'-stijl, geïnspireerd op de traditionele Engelse architectuur uit de 16de eeuw, in de landhuisontwerpen van het bureau bestemd voor residentiële verkavelingen. Hun eerste reeks cottagevilla’s, waaronder de eigen woning van De Coninck, kwam al vóór de Eerste Wereldoorlog tot stand in de wijk van de Lourdesgrot in Edegem. Met in totaal een veertigtal woningen, drukten De Coninck en Potié tijdens de jaren 1920 hun stempel op de vroege ontwikkeling van de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt". Na hun eerste cottage in de Hagedoornlaan in 1920, bouwde het bureau het jaar daarop negen woningen van hetzelfde standaardtype voor de bouwmaatschappij "Voorspoed" in de Acacialaan. De meest voorname cottagevilla's kwamen vervolgens tot stand in de Della Faillelaan, waar een opmerkelijke reeks van een tiental van dergelijke landhuizen het straatbeeld bepaalt.

Typische kenmerken van de cottagearchitectuur door De Coninck en Potié zijn de materiaalpolychromie van bak- en natuursteen in combinatie met houtbouw, het door elkaar toepassen van stijl- en regelwerk, structuurpleister, decoratieve metselverbanden en leien schaliën, het plastische karakter van de informele, ogenschijnlijk organisch gegroeide volumes met complexe dakconstructies, aangevuld met levendige details als luifels, bow-windows, erkers, dakkapellen en schoorstenen. Daarbij zijn meerdere types plattegronden te onderscheiden, van de bescheiden burgercottage tot de standingvolle villa voor de gegoede klasse, met als constante de dominante inplanting van de ruim bemeten traphal in de kern van de woning. Het ontwerp van de villa Saril is naar plattegrond en opstand nauw verwant met dat van de villa Hebbelynck in de Eglantierlaan. Beide villa’s die ongeveer gelijktijdig tot stand kwamen, behoren tot het type van gemiddelde oppervlakte en standing.

Architectuur

Vrijstaand ingeplant, op een onregelmatige plattegrond in L-vorm van drie bij vier traveeën, omvat de villa twee bouwlagen onder een complex, overkragend schilddak met dakkapellen. De constructie bestaat uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, oorspronkelijk schaars verwerkt met witte natuursteen voor hoekblokken en kozijnen, met gebruik van houtbouw en 'terra nova'-bepleistering voor de geveltop, en pannen als dakbedekking. De asymmetrische opbouw van de villa beantwoordt aan het pittoreske streven van dit type landhuisbouw, maar weerspiegelt evenzeer de functionele indeling van het interieur. Naast de dominante dakconstructie en de hoog oprijzende schoorstenen, wordt het karakter vooral bepaald door de overkragende puntgevel in stijl- en regelwerk, die het sterk geprononceerde zijrisaliet van de voorgevel bekroont. Een middenrisaliet met het door een houten luifel beschermde inkomportaal en een traplicht met boogveld, legt een meer bescheiden klemtoon op de westelijke zijgevel. Informeel van karakter, bestond de vensterordonnantie volgens de bouwplannen uit traditionele klooster-, bol- of meerledige kruiskozijnen,voorzien van schrijnwerk met loodglas. Deze werden mogelijk later aangepast, met verwijdering van monelen, dagkanten, lateien en negblokken. Het smeedijzeren tuinhek is verdwenen.

De plattegrond is georganiseerd rond de centraal ingeplante inkom- en traphal met vestiaire, die wordt ontdubbeld door de diensttrap. Volgens de bouwplannen bestaat de oostelijke helft van de begane grond uit een suite van salon, eetkamer en overdekt terras, terwijl de inkom- en traphal in de westelijke helft wordt geflankeerd door een studio aan straatzijde, en de keuken met office en dienstingang aan tuinzijde. De eerste verdieping groepeert rond de traphal vier slaapkamers, waarvan twee met ‘en suite’-badkamerkamer, en één met terras, en een naaikamertje. Onder het dak bevinden zich drie mansardekamers en een berging.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1922#12955; vreemdelingendossier 481#84483.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Villa in cottagestijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/215099 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.