Bescheiden burgerhuis in art-decostijl, gebouwd in opdracht van de heer G. Latinie, naar een ontwerp door de architect Raymond Ceurvorst uit 1926. Het gebouw is een gaaf en representatief voorbeeld van het vroege werk van de architect, wiens loopbaan kort na de Eerste Wereldoorlog van start was gegaan. Een gemeenschappelijk kenmerk van zijn eerste ontwerpen, is de veeleer conventionele gevelcompositie in combinatie met een discrete art-deco-ornamentatie. Uit de associatie met Cornelius Sol begin jaren 1930, kwam een van zijn belangrijkste realisaties voort, de eenheidsbebouwing van het Gemeenteplein in Mortsel. Actief tot midden jaren 1950, evolueerde zijn architectuur van art deco naar een ingehouden modernisme.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, telt de rijwoning drie bouwlagen onder een plat dak. De verzorgde lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in combinatie met gevelbepleistering, en gebruik van natuursteen voor ornamenten, dorpels en dekstenen; de bekleding met leien van de gevelbekroning wekt de suggestie van een mansardedak. Asymmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de brede zijtravee, die wordt gemarkeerd door de uitspringende garage, een licht gebogen erker met balkon, en een geknikte, mijterboogvormige bekroning. Het flankerende deurrisaliet kreeg een getrapte bekroning. Naast het expressieve metselverband, een kruisverband in combinatie met rollagen, getrapte en verdiepte profielen, en overhoekse tandlijsten, wordt de opstand vooral getypeerd door de discrete art-deco-gevelstenen, met zowel abstracte als figuratieve motieven, karakteristiek voor de architectuur van Ceurvorst uit deze periode. Waar de bekronende gevelsteen van het deurrisaliet een uil verbeeldt, zijn in deze van de erker tropische vogels te herkennen, vergelijkbaar met de meergezinswoning Marckx in de Korte Lozanastraat. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en garagepoort met sierlijk smeedijzeren traliewerk is bewaard evenals dat van de vensters met typische kleine roedeverdeling. Ook behouden zijn de deurluifel uit ijzer en glas, een lantaarn boven de garagepoort en het voortuinhek uit smeedijzer.

Langgerekt in L-vorm, beantwoordt de plattegrond aan de typologie van de bel-etagewoning, met een zijdelings ingeplant trappenhuis, en een getrapte opbouw aan de tuinzijde. De begane grond biedt ruimte aan de inkomhal, de garage, de eetkamer en de keuken. Op de bel-etage neemt het L-vormige salon over de volledige breedte de straatzijde in, en de slaapkamer met badkamer de tuinzijde. De ondiepe tweede verdieping herbergt drie kleine kamers.